Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/598

Deze pagina is niet proefgelezen

524 AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XXXII de bestanddeelen. Dat geldt ook van de door mij genoemde boeken waarin wij er ,,van langs krijgen". Uit Sikemeiers bron wil ik even iets putten om het den lezer te laten proeven. 't Is niet deugdelijk, doch ongevaarlijk: ,,Weldra stond Scholte niet meer alleen een aantal jonge gesuspendeerde predikanten, verbonden om in de Herv. Kerk verdeeldheid en scheuring te wekken volgden hem...." Zoo iets te lezen is niet gevaarlijk, alleen 't smaakt niet, 't proeft bitter, naar gal. Dat Elise's boeken voor de geschiedvorsching van beteekenis zijn, moge blijken uit een enkele citatie, die ik ontleen aan Sikemeier, en waarin zij aldus schrijft over Scholte: „Een geweldig redenaar van groote gaven, die door stem en blik een fascineerenden invloed op zijn gehoor kan uitoefenen... meer geschikt voor een veldheer dan voor een geestelijk hoofd". Genoeg om te rechtvaardigen waarom ik ook naar enkele van de werken van deze schrijfster meende te moeten verwijzen. 6) Vgl. Jaarverslagen Reveil-Archief, 1930, 31, 32. Catalogus, Verzamelingen A. Verzameling-Koenen. Ook in het archief van Kohlbrügge zijn nog vele brieven van Scholte. 7) Zie voor een gedicht van den 14 Maart 1836: Officieele Stukken, blz. 284, 285; en een gedicht geschreven in 1849: Ziet Hij komt! Officieele Stukken, blz. 276 v.v. Wagenaar in diens Het Reveil en de Afscheiding, schrijft in een noot op blz. 113: De vrome Ynia" (Scholte) zong. Hij veronderstelt derhalve dat B. A. Ynia een schuil- naam is voor Scholte. Ten onrechte. 8) Spreuken 18: 1. 9) A. C. Duker, Gisbertus Voetius theol. doct. Eerste deel, E. J. Brill, Leiden, 1897. 10) Van de eerste vrouw van ds Scholte berust in het archief De Cock een copie van een brief door haar aan mejufvrouw De Cock geschreven, waarin zij uitvoerig uitweidt over wat haar wedervoer te Gameren. 11) Zie Aanteekening 2, hoofdstuk XIII. 12) Het Kort Verslag van een vriend der waarheid en des vredes, verscheen te Utrecht bij L. E. Bosch 1835. 't Was slechts een vel druks, met een Naschrift. Het volgend jaar verscheen het bij denzelfden uitgever, gevolgd van een kort berigt" van het gedrag en de afzetting van Gezelle Meerburg en J. van Rhee, 38 blz. groot. Toen waren ook reeds Brummelkamp en Van Velzen afgezet, gelijk te voren het geval was geweest met De Cock. Hij bekent minder met hunne handelingen bekend te zijn, daarom zal hij van dezen niet spreken, ,ofschoon zij met den Heer Scholte eene lijn trekken." Dat hij minder met de handelingen dezer afgezetten bekend is gelooven wij gaarne, gezien hij den naam van De Cock niet goed weet te schrijven: De Kock. 13) Van Lonkhuyzen a.w. Bijlage B. 14) Op den 13en October heeft de kerkeraad „haar gehoorzaamheid aan de Synode opgezegd" en op den 14en October bijkans de geheele gemeente met den kerkeraad. In een aardig geschriftje van J. A. G. de Waal, in 1884 uitgekomen bij J. Wierema te Brielle, wordt op blz. 20, 21 gezegd: „Deze Acte was eigenlijk een brief, geschre- ven aan de Synode, waarin al de onderteekenaars verklaarden, niet langer lid te kunnen blijven van een kerkgemeenschap, waarin zooveel dwalingen worden geduld en de waarheid geene plaats kan vinden." 15) Boeles a.w. blz. 100.