Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/603

Deze pagina is niet proefgelezen

HET GEBEURDE OP DEN 12DEN OCTOBER in de zaak van Hendrik Petrus Scholte." Deze tegenstander van mr A. M. C. van Hall, die substitent Prokureur-Generaal bij genoemd gerechts- hof was, diende als advocaat op de hoogte te zijn. Inderdaad noemt hij dan ook feiten, die niet in de andere bronnen worden gevonden, welke hij als jurist konde weten, daar hij als advocaat en pleiter inzage heeft kunnen verkrijgen van alle mogelijke officieele stukken en handelingen van het Openbaar Ministerie. 529 Men vergete echter niet hier te doen te hebben met een pleitrede van een advokaat in een rechtspraak, hetgeen sterk uitkomt in het gebruik dat deze pleiter weet te maken van het feitenmateriaal. Vergelijkt men toch wat hij zegt met betrekking tot het critieke punt, namelijk wat in de kerk na den dienst van den consulent dezen zoude zijn aangedaan, met hetgeen de anderen, en deze dan ook weer uit de tweede en derde hand, daaromtrent mededeelen, eerst dàn valt het op hoe sterk deze advokaat de dingen kleurt. Echter, Gieselers zegsman, dien we nu verder uitschakelen, wijl hij de rol van overschrijver heeft vervuld, Boeles, Pape en Van Appeltere, zijn geen ooggetuige geweest van wat zij mededeelen omtrent het voorge- vallene. Dat waren wèl De Cock en Scholte! Deze beide mannen hebben ook medegedeeld wat toen is voorgevallen. De Cock doet daarvan verslag in zijn Verder Berigt en Scholte in de Officieele Stukken. In zijn Hendrik de Cock geeft de biograaf weer wat Scholte daarom- trent heeft geschreven. Naast De Cocks verslag van het gebeurde dat door den druk is bekend geworden, berust nog in het archief De Cock een verhaal daarvan onopzettelijk gegeven, wijl het voorkomt in een wederlegging van den inhoud van een reeds genoemde missive, welke hij in de gevangenis las in de Prov. Gron. Courant van den Minister van Staat aan de zich noemende ouderlingen en diakenen der Gereformeerde Ge- meente van Doveren enz." Het geschrevene was niet bestemd voor de pers. De Cock las in de gevangenis de bedoelde missive en schreef daarna op wat hij daartegen wist in brengen; en zoo geeft hij ook ter loops een verslag van het voorgevallene, dat in hoofdzaak overeenkomt met wat door hem gepubliceerd werd in zijn Verder Berigt. Voor dat nu het overzicht van de gebeurtenissen volge, wil ik wijzen op iets dat bizonder treffend is. Reeds een week was het oudste doch- terke van De Cock ernstig ziek; op den dag dat hij voor 't laatst het provinciaal kerkbestuur te Groningen zoude ontmoeten was haar toestand levensgevaarlijk geworden. De spanning in het geplaagde gezin werd zoo groot dat De Cock niet kon komen tot de uitvoering van zijn voornemen om als laatste poging nog éénmaal zich tot den Koning te wenden en tot de synodale ommissie. Tot Afsccheiding kon hij ook toen nog niet besluiten! Afscheiding 34