SCHOLTE'S KORT VERBLIJF TE ULRUM De joodsche advokaat, die hem verdedigde, verklaart dat De Wits ver- oordeeling reeds vaststond vòòr de behandeling van zijn zaak. We nemen dit te eerder aan, als we van Scholte hooren, hoe de rechtbank zijn zaak behandelde en welke waarde kan worden gehecht aan het getuigenis van de opgeroepen getuigen tegen hem. Met groote listigheid heeft de Officier van Appingedam Sevenstern, De Cock en diens geestverwanten vervolgd; op lichtzinnige wijze aanklachten tegen hen in ontvangst genomen. Zoo werd Scholte aangeklaagd van Majesteitsschennis in zijn preek Vrijdagavond gehouden. Hij reisde om zich deswege te verantwoorden naar Groningen. Op den dag voorafgaande aan dien waarop De Cock te Groningen gevangen werd gezet, waar hij in appèl was gekomen tegen het vonnis van Appingedam, den 28sten November, arriveerde ook ds Scholte op zijn doorreis naar die plaats, te Groningen. Hij bezocht toen even de vrienden aldaar, en vertoefde eenigen tijd bij de in de geschiedenis der Afscheiding zoo bekende familie O. Schildkamp, bij Boteren boog. Nog dienzelfden avond schrijft de vrouw des huizes E. Schildkamp geb. Zand, een kort briefje aan de achtergebleven moeder met de kinderen in hare ,verdrukking", meldende ,de beslissing van dezen dag". Zij schrijft: ,Ued. Echtgenoot is waardig geacht om Jezus' wil in de gevangenis gebracht te zijn, doch tot uwe troost kan ik U berigten dat hij in alles gemoedigt in den Heere is, en ook voor het uitwendige is alles voor gezorgt, beste kamer met kagchel bed en tafel, doch deezen avond kan er niemand worden toe- gelaten, doch ik hoop hem morgen vroeg te bezoeken, ook kan UEd. morgen een brief van U Echtgenoot verwachten. Mijn man is met Dom. Scholte van daag om drie uur naar Appingedam vertrokken, die moet morgen vroeg om negen uur verhoord worden, en misschien komt ook Dom. Scholte niet weer terug." De te verwachten brief werd den volgenden dag door De Cock geschreven. Dit was zijn eerste brief uit het ,,Spinhuis"! Hij vertelt daarin zijn reiservaringen van den vorigen dag. Ook hij ging het eerst weer naar het huis van Schildkamp. ,,Daar hoorde ik", aldus gaat de brief verder, „dat ds Scholte 's avonds zou komen tot mijn blijdschap, schoon niet tot mijn blijdschap, dat hij in Appingedam moest verschijnen Zaturdag om reken- schap af te leggen van zijn geloof, handelwijze en prediking te Ulrum, maar de Heere weet beter als ik wat goed en nuttig is, zoo voor Zijne dienaren als voor Zijn Kerk en Gemeente, schoon wij zouden zeggen, dat onze tegenwoordigheid thans bij en voor de gemeenten hoogst nuttig kon zijn, en de vijanden der waarheid meenen dat zulks noodzakelijk is, maar niet wetende dat de Heere Jezus Heer en Koning van Zijn Kerk en 542
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/616
Deze pagina is niet proefgelezen