te zeggen hoeveel de generaties die gevolgd zijn op de eerste en tweede onder de Afgescheiden predikanten hebben te danken aan die voor hen dienden in de kerken der Scheiding. Ook klom juist in en door de oefeningen bij velen de geestelijke hoogmoed tot een zeer bedenkelijke hoogte.
In gemeenten dan waar de predikanten „letterwijzen” werden gescholden, mannen die den geest niet hadden, waren de oefeningen in kracht en de oefeninghouders van invloed. Toch is het niet enkel schaduw aan de zijde der oefeningen. Integendeel, juist waar de gemeenten dood gepredikt werden door den invloed van het rationalisme en het leven door invloeden van den franschen geest verwereldlijkte, is veel behouden en bewaard gebleven in de conventikelen en door de oefeninghouders. Zoo kon het, dat een prof. Fred. Adolph Lampe de oefeningen goedkeurde en deze hoogleeraar moet zelfs iemand die zich beklaagde over zijn leeraar den raad hebben gegeven: „blijf te huis en richt zelf eene kerk op.”
Er zullen onder de onzen nog wel zijn die zich herinneren, dat in sommige deelen van ons land als teeken van waarachtige bekeering gold dat men niet meer naar de kerk ging. Met deze onkerkelijken hebben de Afgescheidenen in de eerste halve eeuw van het bestaan hunner kerkgemeenschap het zeer kwaad gehad. Zij konden door de week met dezulken nog wel spreken over God en zijn dienst, maar des Zondags lachten dezen om de Afgescheidene kerkgangers, die vaak zoo ver moesten loopen en zoozeer zich moesten inspannen om ter kerke te kunnen gaan; dan werden ze door de lachers geheeten: menschen die meenden dat ze zelf ook nog wat konden bijbrengen tot hun zaligheid. In mijn vroegste jeugd heb ik zelf zulke lieden zien aanwijzen en hooren noemen. Zij hadden hun goede boeken, het overjaarsch koren, en gebruikten deze vaste spijze en voedden zich daarmede. Velen van het nageslacht dezer „mannen van name” hebben zich in de latere tijden gevoegd bij de Afgescheidenen; anderen zijn in hun geslachten ondergegaan door het verterend gif van antinomianisme.
Was Lampe een voorstander van de oefeningen, dit gold ook van vele predikanten die tegenstanders waren van de „verlichting”. En zoo werden er ook in het Noorden des lands niet minder dan in Zeeland bizonder veel oefeningen gehouden en nam het getal der leiders in deze vergaderingen sterk toe. Doordat het verschil in sprake tusschen de Groningers en de Oostfriezen en Oldenburgers niet bizonder groot was, gebeurde het wel dat oefeninghouders als het ware zendingsreizen maakten, in de vergaderingen der broederen spraken en hun reizen uitstrekten tot in Oldenburg toe.
Vooral waren er vele schoolmeesters die oefenden en onder hen ook mannen van niet onbesproken wandel. Een onder deze schoolmeesters was Verschuir, vroeger te Loppersum, en later predikant geworden
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/78
Deze pagina is proefgelezen
54
OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS