OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS 73
welken hij zelf en zijne toehoorders, als door eenen vergiftigen geest van zelfverheffing, tot boven de wolken worden gevoerd.””
Het voor en tegen van het oefening houden was reeds, zooals Laurman in de noten mededeelt, door Johan Schrassert"!) en Johan Lulofs in het midden van de achttiende eeuw in twistgeschriften onder de oogen gezien. Schrassert beweerde, ,dat de hedendaagsche zamenkomsten en oefeningen der Fijnen ongeoorloofd waren.” Lulofs verdedigde het geoorloofde daar- van. In dienzelfden tijd heeft een vermaard Groningsch hoofdman, Hendrik ter Borgh, de vrijheid der oefeningen en der godsdienstige zamenkomsten verdedigd, doch ,,hij wilde dezelve aan de magt der kerkeraden onder- worpen hebben.” Bij den aanvang van de negentiende eeuw hebben twee Leeuwarder predikanten over de oefeningen geschreven: ds Martinus Eppens schreef in 1801: De voor- en nadeelen van het oefeningswerk onderzocht en ds A. Brink: Het leven van een oefeninghouder. Ds Laurman acht, dat het geschrevene door ds Brink een satyre is, ,wel geschreven.” 'S)
Ds G. H. van Senden bestrijdt wel niet rechtstreeks, doch wel wezenlijk de oefeningen en gezelschappen in een leerrede gehouden op Zondag 13 October te Leiden over 1 Tim. 6 : 3—6, en op verzoek door hem in druk gegeven, onder den titel De Dweeperij.'*) In het eerste deel van zijn preek betoogt ds Van Senden dat naar kantteekening het woord verkeerde krakeelingen eigenlijk beteekent, oefeningen, of, gelijk hij ,liever zoude overzetten, kwade en schadelijke zamenkomsten.”
Ge merkt, het bruggetje is geslagen om op het gezelschap te komen. De plaats der bestrijding was goed gekozen: binnen Leidens veste, alwaar Le Feburé jaren lang had geoefend, tot welke oefeningen ook gekomen waren : leerlingen uit de school van Bilderdijk, vrienden van Da Costa, en immers ook de afgescheidene leeraars Brummelkamp, Scholte, Van Velzen, Gezelle Meerburg, Van Raalte, Bahler en stellig ook wel leden van de families Tieleman, De Moen en anderen! Het lag, 200 predikt dan Van Senden, ,in den aard der zaak, dat zij, die de afwijking volgden en haar bestuurden, zich al meer en meer moesten onttrekken aan de bijeen- komsten” ; hoe zij, ,den arbeid viiedende, zich tot predikers opwierpen en ijdelspreking beminden; buiten de bijeenkomsten, waar de gezonde woorden van Jezus werden vernomen, zochten zij het nu in afzonderlijke gezelschappen. Zamenscholingen, waar men aan verbeelding en gevoel ongehinderd kon bot vieren, hadden er plaats — oefeningen van menschen, die een verdorven verstand hebben en van de waarheid beroofd zijn. Eene dochter, ontaard in onverstand en vol van wrevel, die het ouderlijk dak verlaat en zich eene eigene woning bouwt, reeds te Efeze! De valsche god- zaligheid brengt verwoesting over het tijdelijke bestaan, wanneer ij land �