Pagina:De Duinen en Bosschen van Kennemerland, Van Eeden 1868.djvu/106

Deze pagina is gevalideerd

88

gewone afleiding van "Mannen" acht ik onwaarschijnlijk.—Zie over Prechta ook westendorp, a.b., bl. 261.

7. Haarlem (Vroegere naamsafleidingen van). Zie v.o. de bruyn, I, bl. 11, 13, Bat. Ill., 675.—Na verscheidene pogingen om den naamsoorsprong van Haarlem na te vorschen, ben ik eindelijk tot het vermoeden gekomen, dat hij te zoeken is in het oud-saksisch ërl (heer of graaf), angelsaks. eorl, oud-noordsch iarl, (engelsch earl).—Haarlem is dan eertijds geweest, hetzij ërlhem in den Saksischen tijd, hetzij iarlhem onder de Noormannen; de heeren- of gravenplaats, de hofplaats, waar de heeren van Kennemerland vóór de 10de eeuw gebied voerden. Digt bij Haarlem ligt de buurt Schalkwijk. Deze naam kan afgeleid zijn van het oud-saks. scalc, knecht. De verhouding van Haarlem en Schalkwijk was dan evenzoo als later die van Berkenrode en Knapenburg. Ik geef echter dit alles voor niet meer dan eene gissing.

8. Harah. Tempelhut. Zie westendorp, a.b., bl. 295, 297; schayes, I, bl. 292; j. ab utrecht dresselhuis, de Godsdienstl. der oude Zeelanders, bl. 118; v.d. bergh, Middel-Nederl. Geogr., bl. 299.

9. Harald en Roruk. Zie v.o. de bruyn, I, bl. 13. wagenaar, Vaderl. Hist, II, bl. 49. Jon. a. leydis, Chronicon Egmundanum, 5.

10. Haarlemmerhout in 1426 omgehakt en op nieuw beplant. Zie dr. c. ekama, Het beleg van Haarlem in 1426, bl. 34. Het Kaatsveld in 1755 beplant. Zie spilman en van noorde, Gezichten rondom Haarlem,—Spanjaardsveld. Zie g. tysens, Gedichten, 1720, II, bl. 6.

11. Duinen tusschen Haarlem en Heemstede, afgezand. Zie ampzing, bl. 84.

12. Kraantje-lek. Zie v.d. bergh, Ned. Volksov. en Godenl., bl. 68.—Voor het gevoelen, dat omstreeks deze plaats een dorp moet gelegen hebben, pleit ook de naam "Buurweg", zoo heette de schilderachtige weg, die langs het voormalige Volmeer naar den Zandvoortschen straatweg loopt en waar men thans zeer weinig "buren" vindt. De oude kastelein verhaalde ook van een kelder, dien men in zijne jeugd in die omstreken bij het graven had gevonden.—De naam Kraantje-lek is misschien de verbastering van een ouden plaatsnaam, waarin "lek" (laak, leek, laca) voorkwam in de beteekenis van eene grensscheiding of van een water, hetzij een meer, een beek of eene rivier. Zoo is de naam Medemblik afgeleid van Medemelake enz.

13. Witte van Haemstede. Zie Chronijk v. Holland v.d. Klerk der Lage Landen. Kort Chronijkje, bl. 22.

14. Rijntak langs Brederode, enz.—Hierover leze men de Divisie-Chronijk, 2e uitg., bl. VII; ampzing, bl, 11 en 22; Beschr. v.h. oude Batav. Zeestrant, s' Hage 1753; acker stratingh, I, 198; v.d. hull, Oorspr. en gesch. der Holl. duinen, bl. 67; v.d. bergh, in nijhoff's Bijdragen v. Vaderl. Gesch. en Oudheidk., 1854, bl. 282, enz.

Ik kan hierbij nog voegen, dat de naam van de buitenplaats "de Rijp" onder Bloemendaal herinnert aan een rivieroever. Zie over de beteekenis van dit woord v.d bergh, Middel-Ned. Geog., bl. 305.

De Divisie-Chronijk plaatst den voormaligen loop des Rijntaks bij Volmeer en Bentveld, dus in eene streek, die thans door de duinen is overzand, maar waar men aan de rigting der duinen nog zeer goed den voor-