Pagina:De Duinen en Bosschen van Kennemerland, Van Eeden 1868.djvu/22

Deze pagina is gevalideerd

4

dikwijls verder verwijderd dan het historische, en niet minder aantrekkelijk en geheimvol. Maar de natuuronderzoeker restaureert zijn bouwvallen niet; de aarde is groot; als zij hier geheel verdwenen zijn, vindt hij er elders nog in overvloed.

Zoolang echter ook in Holland de bouwvallen der woeste, oorspronkelijke natuur nog aanwezig zijn en nog niet door landbouw en beschaving zijn vernietigd, zoolang hebben wij hier genoeg te zien, en een stof ter bearbeiding, die een menschenleven zou kunnen bezig houden. Dit denken velen niet, die de natuur slechts oppervlakkig kennen, en toch is het de zuivere waarheid.

Gaan wij op een schoonen zomerschen morgen den breeden zonnigen weg van Haarlem naar het dorp Overveen op, dan rust ons oog in de verte op de lange, schoon golvende heuvelreeks, wier toppen zoo vriendelijk geel en groen in het zonlicht schitteren. Talrijke groepjes wandelaars vergezellen ons; niet om naar planten te zoeken; zij begrijpen niet, wat wij met gras en onkruid moeten uitvoeren; zij gaan om te genieten; een minder droog, minder afgetrokken genot. Zij hebben gelijk, maar ook wij hebben gelijk; de natuur, ook de menschelijke, is zoo verbazend groot, dat er voor ons allen ruimte genoeg is om gelijk te hebben en zelfstandig te zijn.

Binnen een half uur zijn wij Overveen voorbij en zetten de eerste schreden op een meer natuurlijken grond, die tusschen eiken en dennen ons allengs opwaarts voert. De natuur, kort te voren nog alledaagsch, verkrijgt een vrijer aanzien; de aromatisch-sterkende geur der dennen, gemengd met de bitter-frissche en niet onaangename lucht van het jonge eikenloof geeft ons nieuwe gedachten, en de planten ter zijde en aan onzen voet dragen reeds een minder onbeduidend karakter dan die der weilanden. De planten hebben iets meer vrolijks en oorspronkelijks, naarmate haar standpunt zich hooger boven den vlakken grond verheft.

Wij naderen den rand van het eigenlijke duin, welks eerste hoogten met dennen zijn begroeid. De grond is glad door de afgevallen dennenaalden; hier en daar vertoont