7
wijdgetakte hennepnetel (Galeopsis Tetrahit L.), het muskuskruid (Adoxa Moschatellina L.) en het rozeroode stalkruid (Ononis repens L.). Tusschen het kreupelhout groeit in groot aantal de roode zuring (Rumex sanguineus L.), en rondom de eiken slingeren zich de klimmende duizendknoop (Polygonum Convolvulus L. en dumetorum L.), de hegge-winde (Convolvulus sepium L.), de kamperfoelie (Lonicera Periclymenum L.), het klimop (Hedera Helix L.) en de klimmende nachtschade (Solanum Dulcamara L).
Maar het is geenszins mijn doel, hier dorre plantenlijsten te geven, evenmin als altijd aan den voet der duinen te vertoeven. Verlaten wij dus dit paradijs voor hooger streken, en beklimmen wij de eigenlijke duinen, het doel van onzen togt.
Slechts enkele van de opgenoemde planten zullen ons ook ginds blijven vergezellen, en onder deze, zonderling genoeg, twee soorten, die oorspronkelijk aan ons land vreemd waren, maar zich in de 17de eeuw uit zichzelve hebben geacclimatiseerd: de gele onagra (Oenothera biennis L.) en de Canadasche fijnstraal (Erigeron canadense L.). De Oenothera is zeer kennelijk door haar groote gele, zeer welriekende bloemen, die 's avonds opengaan en zich voor het felle zonlicht sluiten, de Erigeron aan zijn lange schrale, fijn gebladerde, digt bijeenstaande stengels en zilverwitte zaadpluizen. Beiden zijn afgedwaalde kinderen van Noord-Amerika, die zich echter in Europa zeer goed tehuis gevoelen en zelfs nu reeds in Azië tot den Altaï zijn doorgedrongen. Beiden beminnen schrale gronden en gebergten, beiden komen in verbazend aantal voor, beiden bedekken de Hollandsche duinen van hun liefelijken binnenzoom tot de laatste, fel bestookte toppen aan zee. Tusschen beide lotgenooten bestaat echter een groot verschil van karakter. De Oenothera is door en door een vreemdeling; de groote, 's avonds opengaande bloemen, het zachte, levendig groene blad trekken de opmerkzaamheid, en 's winters blijven haar uitgebloeide stengels bij duizenden trotsch en onverzettelijk staan, terwijl de overige kruiden dan meestal niets van zich doen blijken. De Erigeron is vaal en onaanzienlijk; hij bloeit naauwelijks