14
streep. Wij rigten onzen weg naar een der verste boschjes en hebben nog een goed eind te klimmen en te dalen, eer wij het bereiken. Bij het afdalen bemerken wij het groote onderscheid tusschen den plantengroei aan de noordzijde der duinen met dien aan den zonnekant. Hier is meer schaduw, meer vocht en daardoor grooter weelde. De ruwe mossen moeten voor hooger vormen plaats maken. De geheele helling is met verschillend struikgewas bedekt: vlierheesters, meidoorns, kruipwilgen, hier en daar zelfs dennen en popels. Tusschen deze zien wij fraaijer mos (vooral het prachtige Hylocomium triquetrum schpr.) en andere bloemen dan ginds. Het altijd groene boomvaren (Polypodium vulgare L.) is hier soms zeer talrijk. Het shcoonste sieraad dezer noordelijke hellingen is het wintergroen (Pyrola rotundifolia L.), een plantje, dat eerst in den zomer bloeit en dikwijls nog in het late najaar de eer der duinflora ophoudt. Geheele hellingen zijn dan wit gekleurd door de teedere, welriekende bloempjes, die in houding, vorm, kleur en geur iets zoo edels en bevalligs hebben, dat men verwonderd is ze in dit arme, schrale land te vinden. Hare blaadjes zijn rozetvormig bijeen geplaatst, groot, rond, lederachtig, glanzend, en blijven zeer lang groen. Tusschen die donkergroene bladeren verheft zich een zacht groene of eenigzins oranjeroode steel, ongeveer in de houding van het lelietje der dalen, maar losser en sierlijker. Ook de vorm der bloempjes is schilderachtiger; niet zoo geheel en al regelmatig, maar met vier blaadjes, waarvan de bovenste iets grooter en gekromder zijn, en tusschen welke de lange, gebogene, zacht oranjeroode stijltjes uitkomen. De bloemen zijn groot, zeer openstaande, sierlijk voorover gebogen en hebben een zacht witte, naar rozerood zweemende kleur. Het donkere blad, de roode steel en de witte bloemen vormen een uitmuntend geheel. De geur heeft iets van dien van het lelietje der dalen, maar is zachter en edeler. Het wasachtige der geheele bloem herinnert aan vele Japansche planten, maar de vormen zijn eenvoudiger. Het geslacht Pyrola bezit slechts weinig soorten. Het staat in het natuurlijk stelsel geheel op zich zelf, en schoon het eenige