Pagina:De Duinen en Bosschen van Kennemerland, Van Eeden 1868.djvu/76

Deze pagina is gevalideerd

58

De Zeeuwsche volksgodin had ook haar heiligdom aan den zeekant. Bij het volk is Kraantje-lek sedert onheugelijke tijden als plaats van vermaak in hooge eer.

En gelijk wij in onze bosschen nog de bloemen van het oude woud terugvinden, zoo zien wij bij het Haarlemsche volk in zijn vrolijke togten naar Kraantje-lek en in het vieren van den Hartjesdag de sporen van de voormalige eeredienst van de Aarde, Hertha, onze groote en goede moeder.

Kraantje-lek, evenals het Volmeer, is een der gedeelten van de oude woudstreek, die het laatst door het zand der duinen zijn ondergestoven, en de dikke boom is daarom een zeer merkwaardig overblijfsel uit den woudtijd.

De bodem is hier ook in andere opzigten klassiek. In de "Nederlandsche Volks-overleveringen en Godenleer" van Mr. l.ph.c. van den bergh lezen wij van een dorp Ruk-aas, dat, volgens het verhaal van den kastelein, aldaar in overouden tijd moet gelegen hebben.—Bij deze overlevering kan ik nog een andere voegen; Ook de Zandvoortsche vischlieden noemden nog tot vóór korten tijd de plaats Ruk-aas of Rokkes. Bij hen was 't een gewoon gezegde, bijna een spreekwoord: "Als we 't Rokkes maar over zijn." Sedert echter de Zandvoorders hun weg niet meer over Kraantje-lek, maar langs een gemakkelijker zijpad nemen, is dit spreekwoord in onbruik geraakt. Het is dus misschien belangrijk, het hier voor de vergetelheid te bewaren.

Op een in de vorige eeuw uitgegeven kaart vind ik den naam Rockaerts-duin vermeld. Deze naam herinnert aan het Deensch Rugaard (de Woeste Hof) en misschien aan roruk, den Deenschen prins, die in 826 Kennemerland in leen ontving van lodewijk den godvruchtige. Die roruk (Hrörek) was de zoon van den beroemden Deenschen vorst halfdan, en zijne moeder eene kleindochter van den Frieschen koning radboud.—Welligt bewijst de volksoverlevering, dat hier door de Noormannen aan den ouden weg naar zee eene sterkte is gebouwd, die in den grafelijken tijd is ondergestoven, verwoest of verlaten.—Niet ver van Overveen, in de Rampenlaan, vond men nog voor