Pagina:De Duinen en Bosschen van Kennemerland, Van Eeden 1868.djvu/88

Deze pagina is gevalideerd

70

elders in Duitschland niet algemeen. Zij is dus bij uitstek eigenaardig aan ons land, en kan een der nationale planten van Nederland genoemd worden. Voorheen plagt men in de plantengeographie eenvoudig de naamlijsten der planten van de verschillende landen te vergelijken en daarnaar het karakter van elk land te bepalen. Hierdoor echter handelde men onregtvaardig, omdat men een land, waar zekere plant schaars voorkomt, gelijk stelde met een ander land, waar zij talrijk groeit. Zoo zou men bij een oppervlakkige vergelijking meenen, dat Nederland geen eigenaardigen plantengroei bezat en slechts als een gedeelte van Duitschland kon worden aangemerkt. Gaat men evenwel opmerkzaam de algemeene verspreiding van elke soort op zichzelve na, dan komt men tot gansch andere uitkomsten. Nederland is (Limburg uitgezonderd) zoowel geologisch als botanisch een even zelfstandig en karaktervol land als Zwitserland. Als wij 't niet wisten, zou de Sedum purpurascens het ons kunnen leeren.

De Velser bosschen en de gedeeltelijk met hout begroeide vlakte van de Breesaap zijn rijk aan zeldzame inlandsche planten. Onder anderen groeijen hier de gestreepte klaver (Trifolium striatum L.), het woekerend warkruid (Cuscuta Epithymum L.), de witte hegge-clematis (Clematis Vitalba L.), het harlekijns standelkruid (Orchis Morio L.), het knollige langgras (Arrhenatherum elatius L. v. bulbosum), het kelkgras (Triodia decumbens L.), de blaauwe bremraap (Orobanche coerulea vill.), die op de Achillea Millefolium woekert en om Haarlem alleen hier en hij het meertje van Bloemendaal gevonden is, en op Westerveld de scheefkelk (Iberis umbellata L.).

De Velser bosschen hebben veel van hun schoon verloren, sedert de doorgraving van het Amsterdamsche zeekanaal daar begonnen is en tevens een spoorweg door die streken loopt. De stilte en de eenzaamheid ontbreken er meer en meer; de fraaiste hoogten zijn geslecht. Het liefelijke, zwijgende rijk der planten moet plaats maken voor dat van den woelenden en tierenden mensch.—Doch: hierover treuren wij niet.—De mensch, die, zijn aanleg miskennend, alle ontwikkeling haat en wiens eentoonig