maaktheit, en daar al het andere maar als dootverf by te gelyken is, weet na te bootzen. Overzulks is het niet om te verwonderen, dat de Schilderkonst in zoo groote achting is geweest, in die tyden en plaatzen daar de Wetenschappen en Konsten het hoofd opstaken, en het vernuft en de vlyt der deftige Mannen, door eere, en belooninge (de ware Voedsters van de zelve) wierden gespoort, en opgewakkert. En van hoe groot eene waardy de Schilderkonst oulings by de Grieken geschat is geweest, blykt uit deze voorbeelden. Attalus, anderen zeggen, Ptolomeus, boodt den Konstschilder N I C I A S voor een zyner Tafereelen, daar Ulysses op afgebeelt stont, 60 Talenten, dat is zesendertig duizent goude Kroonen, doch dees weigerde 't zelve te verkoopen; maar gaf het Athenen, zyne geboortestadt, ten geschenk. Dezelve Attalus gaf voor een stuk Schildery van A R I S T I D E S (volgens getuigenis van Plinius) 100 Talenten. Ook schilderde A S C L E P I O D O R U S twaalf beelden van Goden, en Mnason gaf hem 300 Minenvoor yder der zelve.[1] Zelf in later tyd getuigt gemelde Plinius, Dat Julius Caesar vanT I M O M A C H U S den Byzantiner heeft laten schilderen de beelden van Ajax en Medea, om in den Tempel van Venus de Teelster opgehangen te worden, en hem daar voor betaalt 80 Talenten. Eyndelyk, wat hoogagting men oulings voor de Schilderkonst had, zal uit Demetrius blyken. Deze gestoort op die van Rhodus, om dat zy een verbond
hadden aangegaan met zyn vyand Ptolomeus: dat zy ge-
- ↑ 3600 Minenzilver voor de 12 Geschilderde Godebeelden maaken naar de uitreekening van zommigen 63000 gulden.