Pagina:De Hollandsche Revue vol 024 no 008 Van natuur tot kompositie.pdf/6

Deze pagina is gevalideerd
 

VOORSTUDIE VOOR KOMPOSITIE 16.

(Theo van Deosburg).

(afb. 7)


nu over de geheele schildering verspreiden, tast zoowel de kleuren als de vormen aan en beeldt zich door sterkere contrastwerking. Hierdoor ontstaat een schildering van de psychische ervaring uit, dus expressionisme in den goeden zin.

In figuur 4 hebben wij het moment voor oogen waarop de uiterlijke verschijning als uiterlijke vorm- en kleurverschijning vernietigd wordt, teneinde tot een aesthetische gelijkwaardigheid te komen van ding en ruimte en elken domineerenden vorm of kleur te niet te doen. Hiermede zijn wij midden in de reconstructieve intenties van het Kubisme.

Het geval wordt tot enkel verhouding doorgebeeld. De lijn spant zich tot de rechte. Deze breekt in het vlak en brengt de gelijkwaardigheid tot stand tusschen vóór en achter, tusschen ding en fond. Aangezien de dualiteit van ding en fond, vóór en achter enz., het gevolg is van onze waarneming in tijd en ruimte en in de nieuwe kunstuiting deze dualiteit is opgeheven, zijn ook tijd en ruimte gelijkwaardig geworden. Het is in dit verband dat Guillaume Apollinaire Henri Poincaré en Gino Severini de 4-dimensionale ziening in de nieuwe beeldingswijze hebben geconstateerd.

Door deze gelijkwaardigheid dan ontstaat eerst in dit stadium het kunstvlak, het vlak waarop het beelden van verhouding, het componeeren kan plaats hebben. De schilderingen 2 tot en met 4 behooren tot den eigenlijken onderbouw van de kompositie, welke zich hieruit ontwikkelen zal. Deze ontwikkeling zien wij in fig. 5 tot en met 8. Wanneer eenmaal als in fig. 5 het vlak veroverd is en den rechthoekigen stand in rapport komt met de rechthoekige beeldingsruimte, gaat men de belangrijkheid beseffen van de maatverhouding van elk kleurvlak tot de maat van het geheele vlak. Fig. 6 geeft een schets waarin de maatverhouding van elk onderdeel zich voegt naar de hoofdmaat. Zoowel voor de tot bepaaldheid gestelde vlakken als voor de kleuren wordt de waarde van het getal nu van groot gewicht.

Het spreekt vanzelf, dat het gewicht van de waarde van getal en maat altijd in evenwicht moet blijven met de oorspronkelijke schoonheidsontroering. Al deze middelen, al zijn het nog zoo zuivere kunstmiddelen, moeten inderdaad middel blijven om de schoonheid tot meer exacte uitdrukking te brengen.

De kwestie van het verstrakken der lijnen, het verdiepen der kleuren, het verplaatsen, breken of samenvoegen der vlakken, blijft altijd een kwestie van de scheppende intuïtie.


KOMPOSITIE 16.

(Theo van Dossburg, 1918).

(afb. 8)