Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/102

Deze pagina is proefgelezen

48

Dezen nu waren vergaard bij de poorten van Priamos’ woning,
Allen te zamen gekomen, de jongen zoowel als de grijsaards.
790Hen dicht naderend, sprak toen Iris de vlugge van voeten;
Zij nu geleek in haar spreken op Priamos’ zone Polites,
Die als spie van de Trojers, de vaart zijner voeten vertrouwend,
Zat op den top van het graf dat den grijz’ Aisuétes gesticht was,
Loerend wanneer de Achaiërs de schepen verlieten voor ’t slagveld.
795Dezen gelijkende, zeide tot hen snelvoetige Iris:
— Grijsaard, immer vermaken u weer onnutte gesprekken,
Zoo als vroeger in vrede, en onafwendbare strijd naakt.
Zeker, ik woonde er veel reeds bij van de strijden der mannen,
Maar noch nooit aanschouwd’ ik een volk zoodanig en zoo groot.
800Want, als de blaadren der boomen en ’t zand van de duinen, zoo talrijk
Trekken zij over de vlakte om dicht aan de veste te strijden.
Hektor, ten dringendste zeg ik aan u, wat gij hebt te verrichten.
Vele verbondenen zijn er in Priamos’ machtige burgstad
Ook van verschillende talen der verre verspreide geslachten,
805Dezen geleide nu ieder die over dezulken bevel voert,
Voer gij d’anderen buiten en orden de burgers ten krijgstocht.
Alzoo sprak zij, en Hektor het woord der godinne herkennend,
Hief de vergadering op; snel stormden zij naar hunne wapens;
Overal werden de poorten geopend en drong er het volk uit,
810Strijders te voet en op wagens; er rees een geweldig gedruisch op.
Voor aan de poorten der veste verheft zich een rijzige heuvel,
Zijwaarts, boven de vlakte, en rondom ligt hij genaakbaar,
Onder de menschen genoemd Batieia, maar onder de goden
Is hij bekend als het teeken gewijd aan de vlugge Murina.
815Daar nu scheidden de Trojers en andre verbondene volken.
Troja’s mannen bestuurde de held met den golvenden helmbos
Hektor Priamos’ zoon, en de meeste en dapperste krijgers
Stonden bij hem in het pantser en schudden verlangend de speeren.
’t Heer van de Dardaners voerde de dappere zoon van Anchises,