Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/104

Deze pagina is proefgelezen

50

Uit het gewest der Enéten, waar wild rondloopen de muilen,
Hen die Kutóros bezaten en Sesamos’ velden bebouwden,
Ook die langs de rivier Parthenios maakten hun woning,
855Kromna, Aigialos hadden en d’Eruthinische hoogten.
Doch met Odios voerde Epistrofos hier Halizonen
Ver uit Alube komend, het land waar ’t zilver uit voortwast.
Chromis leidde de Musers met Ennomos, vogelenwichlaar;
Maar met zijn vogelenkunde ontvlood hij het sombere lot niet,
860Doch hij bezweek door de hand van Achilles, den rassche van voeten,
In de rivier, waar deze ook anderen Trojers den dood gaf.
Met Askanios, goden gelijk, bracht Forkus de Frugers
Ver uit Askania her, en zij blaakten van hevigen strijdlust.
Mesthles bracht de Meoners ten strijde, met Antifos samen,
865Beiden Talaimenes’ zonen, verwekt bij Gugaia de stroomnimf;
Zij dan geleidden Meoners, gevest aan den voet van den Tmolos.
Nastes geleidde de benden der Kariërs, vreemden van tongval.
Die van Milétos, en ’t welig bewassen gebergte der Fthirers,
Van des Maiander’s vloed en van Múkala’s luchtige hoogten,
870Saam met Amfimachos voerde hen Nastes ten strijde naar herwaart,
Nomion’s dappere zonen, Amfimachos even als Nastes;
Deze, met siersels van goud als een meisje, ten strijde getogen,
Dwaze, dit kon van zijn hoofd niet wenden het jammerlijk onheil;
Doch hij bezweek door de hand van Achilles, den snelle van voeten,
875In de rivier, en zijn goud werd buit van den dappren Achilles.
Lukiërs voerde Sarpédoon ten strijd, en de schittrende Glaukos,
Ver uit Lukia her, van den slingerend stroomenden Xanthos.