Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/53

Deze pagina is proefgelezen

3

[1] Smintheus! Zoo ik u ooit uwen tempel gevallig bereid heb,
40Of er u ooit de met vet omwikkelde schenkels ontstoken,
Vleesch van de stieren en rammen, vervul dit vurig verlangen:
Moog’ uw schot mijn tranen vergelden aan ’t heer der Achaiërs.
Aldus zeide hij smeekend en Foibos Apollo verhoorde ’t.
’t Hart vol gramschap daalt hij omlaag van de kruin des Olumpos,
45Over de schouders de boog en de sluitende koker met pijlen.
Klinkend ramlen de pijlen den god om de schouders, terwijl hij
Voortspoedt, vlammend van toorn; als de nacht zoo was zijn verschijning.
Daarop ver van de vloot stand houdende, zond hij zijn boogschot.
Vreeselijk luidde ’t geklank dat de zilveren boog van zich uitgaf.
50Eerst muilezels velde hij neer, en de glanzige honden,
Daarna tegen de mannen de schriklijke schoten verzendend,
Trof hij, en rustloos gloeiden de brandende mijten der dooden.
’t Was al de negende dag dat de schichten des gods in het krijgskamp
Woedden; den tiende vergaarde Achilles het volk ter bijeenkomst.
55Dit toch wekt’ in zijn geest de godin blankarmige Hera,
Want haar deerde het lot van de Danaërs, die zij gedood zag.
Toen zij zich hadden verzameld en waren vereend ter vergaadring,
Sprak, uit de rijen naar voren getreên, snelvoetig’ Achilleus:
— Atreus’ zoon, nu zullen wij weer rondzwervende, denk ik,
60Huiswaarts stevenen, als wij den dood noch kunnen ontvlieden,
Daar tegelijk met den krijg ook de pest de Achaiërs ter neer slaat.
Doch kom, vragen wij eerst eenen priester of ziener om raadslag,
Of eenen droomuitlegger, van Zeus toch komt ook het droombeeld.
Deze verklaar’ waarom dus Foibos Apollo vertoornd is;
65Of hij die gramschap voedt om geloften of runderenoffers,
Of wellicht, van de rammen en vleklooze bokken den walmgeur


  1. 39. Bijnaam van den in Chrusa vereerden Apolloon, die de akkers tegen de plaag der veldmuizen (sminthos) beschut.