Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/58

Deze pagina is proefgelezen

8

Of zijne gramschap stillen en in zou toomen zijn moedwil.
Deze gedachten in hoofd en gemoed overleggende, trok hij
’t Machtige slagzwaard reeds uit de scheê; toen daalde Athena
195Neer uit de lucht; haar zond de godin blankarmige Hera,
Beiden gelijk liefhebbend in ’t hart en om beiden bekommerd.
Achter Achilleus stond zij en greep ’t goudkleurige haar vast;
Hem slechts was zij verschenen en geen van de anderen zag haar.
Toen ontzette Achilles; hij wendde zich om en herkende
200Pallas Athena terstond, haar oogen bestraalden hem vreeslijk.
Tot haar richtte hij toen de gevleugelde woorden en sprak hij:
— Waartoe, dochter van Zeus, van den aigiszwaaiende, komt gij?
Woudt gij den moedwil zien van Atreus’ zoon Agamemnoon?
Maar dit zeg ik u thans, en het zal ook gebeuren, vertrouw ik,
205Dat d’overmoedige trots wellicht hem ras in ’t verderf stort.
Toen zei hem de godin, klaaroogige Pallas Athena:
— ’k Daald’ uit de hemelen neer om uw toorn te bedaren; gehoorzaam;
Want hier zond mij tot u de godin blankarmige Hera,
Beiden gelijk liefhebbend in ’t hart en om beiden bekommerd.
210Kom, dat de woede bedare en neme uw hand ook het zwaard niet,
Wilt gij met smadende taal hem beleedigen, ’t zij u geoorloofd,
Want dit zeg ik u aan en het komt ook gewis tot vervulling,
Dat eens driemaal schooner geschenken u zullen ten deel zijn,
Wegens dien smaad u gedaan; dus luister en wees mij gehoorzaam.
215Haar antwoordende zeide de rassche van voeten Achilleus:
— Godlijke, zeker betaamt het dat úw woord worde gehoorzaamd,
Schoon mij de toorn noch brandt in ’t gemoed, zóo is het toch beter:
Gaarne verhooren de goden den man die hun woorden in acht neemt.
Toen met de machtige hand omklemmend den zilveren zwaardgreep,
220Stak hij ’t geweldige zwaard weer neer in de schede, gehoorzaam
Aan Athenaia’s woord. Zij keerde terug ten Olumpos,
Waar met de andere goden de aigiszwaaiende Zeus woont.