Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/60

Deze pagina is proefgelezen

10

Deze nu richtte tot beiden het woord, welmeenend, en sprak toen:
— Wee, wee! vreeslijke rampen genaken het land van Achaia.
255Priamos waar’ het gewis eene vreugde en Priamos’ zonen,
Groote verheuging vervulde ook ’t hart van de andere Trojers,
Als zij vernamen hoe gij in dit alles al twistende strijd voert,
Gij, in den raad de voornaamsten der Danaërs, d’ eersten in d’ oorlog.
Alzoo, luistert, beiden toch zijt gij jonger dan ik ben.
260Voormaals heb ik met mannen verkeerd uit een krachtiger tijdperk
Dan nu ’t onze, en nooit heeft mij éen hunner geminacht.
Want zoodanigen zag ik er nooit noch zal ik er weerzien,
Als Peirithoös was en als Druas, de herder der volken,
Kaines, Exádios, noch als de godlijke held Polufemos;
265Noch als Aigeus’ zoon, de genoot der onsterflijken, Theseus;
’t Waren de krachtigsten, dezen, der mannen die leefden op ’t aardrijk,
Krachtigsten zijn zij geweest, met de krachtigsten voerden zij oorlog,
Met de Kentauren der bergen, en richtten er doodlijk verderf aan.
Onder de zulken nu heb ik geleefd, daar komend van Pulos,
270’t Verre verwijderde land; mij hadden zij zelven genoodigd.
’k Heb er het mijne gedaan in den krijg, maar zekerlijk niemand
Onder het levend geslacht, hield tegen de zulken den strijd uit.
Nochtans hoorden zij gaarn mijn raad en zij volgden mijn woord op.
Daarom, luistert ook gij, want het best doet wie naar een raad hoort.
275Gij, hoe machtig gij zijt, ontweldig aan dezen de maagd niet,
Doch laat hem het geschenk dat de zonen Achaia’s hem eenmaal
Gaven, en, Peleus’ zoon, onthoudt u van twist met den koning.
Geen stafvoerende vorst toch, wien Zeus heerlijken roem schonk,
Heeft ooit zulk eene eere genoten, der zijne gelijkbaar.
280Zijt gij de meeste in kracht, eene godlijke moeder ontving u;
Doch hij is de voornaamste, als meerdere mannen beheerschend.
Atreus’ zoon, overmeester uw drift, en, Achilles, ik smeek u
Laat uwe gramschap varen, o gij die de krachtigste schutsmuur
Tegen den schriklijken krijg mocht wezen voor al de Achaiërs.