Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/63

Deze pagina is proefgelezen

13

Echter met onwil was het dat ’t meisje hen volgde. Achilles
Zette zich snel van zijn vrienden verwijderd en weenend ter neder
350Aan ’t vaalkleurige strand en hij tuurde naar ’t eindlooze meervlak.
Vurig bad hij, de handen verheffend, zijn dierbare moeder:
— Moeder, dewijl gij een leven mij schonkt, kortstondig van duur slechts,
Had de Olumpiër mij wel behooren te houden in aanzien,
Zeus hoogdondrend in ’t zwerk, maar geenszins schenkt hij mij eere,
355Daar mij Atreus’ zoon, wijdheerschende vorst Agamemnoon,
Smaadt, want hij houdt thans het geschenk dat hij zelf van mij wegnam.
Weenend klaagde hij zoo; zijn verhevene moeder verhoorde ’t
Toen z’ in de diepten der zee bij den grijsaard zat, haren vader.
Plotseling rees zij, een nevel gelijk, uit de grauwige zee op,
360Zette zich nevens hem neer, waar hij zat in zijn tranen gedompeld,
Streelde hem zacht met de hand, en bij name hem roepende, sprak zij:
— Waarom weent gij mijn kind? en vermeestert uw zinnen de droefheid?
Spreek uit; niets in het harte verheeld; dat het beiden bekend zij.
Diepe verzuchtingen slakend begon snelvoetig’ Achilleus:
365— ’t Is u bekend: wat zal ik van alles u weer het verhaal doen?
Wij dan vertrokken naar Thebe, Eëtions heilige hoofdstad,
Deze verwoesten wij gansch en vervoerden ’t veroverde herwaarts;
Alles verdeelden zij saam, als het paste, de zonen Achaia’s;
Atreus’ zoon koos ’t meisje bekoorlijk van wangen, Chruséïs.
370Chruses echter, de priester des Treffers van verre, Apolloon.
Zocht bij de snelle galeien d’ Achaiërs in ’t koperen borstkleed,
Om te bevrijden zijn dochter en bracht ontelbaren losprijs,
In zijne handen den krans van den vèraftreffenden Foibos
Dragend op goudenen staf en hij smeekte tot al de Achaiërs
375Doch tot de twee Atreiden het meest, de bestuurders der volken.
Daaraan gaven wel alle de andre Achaiërs hun bijval,
Eere den priester te doen en te nemen den schittrenden losprijs,