Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/64

Deze pagina is proefgelezen

14

Maar niet Atreus’ zoon Agamemnoon was het gevallig,
Doch hij verjoeg hem met smaad en hij sprak zijn geweldige machtwoord.
380Huiswaarts keerde de grijze nu wrokkende; Foibos Apolloon
Leende gehoor aan zijn bede, dewijl hij hem grootelijks lief was,
Tegen d’Argeiërs verzond hij zijn doodelijk schot, en de volken
Stierven bij hoopen; alom door het wijde achaïsche kamp heen
Vlogen de pijlen des gods; tot te midden der onzen een wichlaar
385’t Goed doorschouwd’ en de teekens verklaarde des Treffers van verre.
’t Eerst gaf ik het bevel terstond te verzoenen de godheid.
Toen ontbrandde de toorn in den zone van Atreus, en opstaand
Sprak hij het dreigende woord dat thans ook werklijk vervuld is.
Want met de snelle galei vervoeren de fiere Achaiërs
390’t Meisje naar Chrusa terug en der godheid brengen zij offers.
Doch toen kwamen herauten tot mij en zij voerden uit mijn tent
’t Meisje Briséïs, dat eens mij schonken de zonen Achaia’s.
O neem, zoo gij ’t vermoogt, uwen dapperen zoon in bescherming.
Ga ten Olumpos omhoog, smeek Zeus bij hetgeen gij verricht hebt,
395Zoo gij hem eertijds ’t hart door woorden of daden verheugdet.
Want vaak heb ik ’t gehoord, hoe gij in de woning uws vaders,
Zelf u beroemdet dat gij van den donkerbewolkten Kronioon
’t Smadelijk onheil keerdet, de eenige onder de goden,
Toen hem alle de andre Olumpiërs wilden in band slaan,
400Hera zelve, te zaam met Poseidon, en Pallas Athena.
Maar gij, godlijke, kwaamt en gij maaktet hem vrij van zijn ketens,
Snel naar den hoogen Olumpos den honderdarmige roepend,
Briareoos bij de goden genoemd, bij de menschen Aigaioon;
Immers veel gaat deze zijn vader te boven in spierkracht.
405Deze dan plaatste zich trotsch op die eer aan de zijde Kronioon’s.
Hem ontzagen de goden, de zaalgen, en waagden het niet meer.
Wek dit weer in zijn geest, zit naast hem en vat zijne knieën,
Of hij de Trojers misschien mocht willen verleenen zijn bijstand,