Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/68

Deze pagina is proefgelezen

18

Zij het met woorden of daad, voldoe dan aan deze begeerte:
505Eer mijnen zoon, wien ’t leven het snelste van allen vergaan moet;
Hem toch heeft Agamemnon gesmaad, de gebieder der volken,
Immers thans heeft hij het geschenk, dat hij zelf van hem wegnam.
Maar geef gij hem nu eere, olumpische Zeus, die den raad schaft,
Breng aan de zijde der Trojers de kracht, zoo lang tot d’Achaiërs
510Mijn zoon zullen vereeren en hoog weer stellen in aanzien.
Aldus bad zij, de drijver van ’t zwerk sprak echter tot haar niet,
Doch bleef zwijgen, en Thetis, gelijk zij zijn knieën omvat had,
Klemde zich inniger vast en hervatte al smeekende nochmaals:
— Geef mij een trouwe belofte, verleen mij een gunstigen hoofdknik,
515Of, daar u niets weerhoudt, zoo weiger, opdat ik het wel weet
Hoe ik zeker van allen de minst ontziene godin ben.
Hevig bedrukt antwoordde de wolkenregeerende Zeus haar:
— Waarlijk een heilloos werk, dat ge mij nu met Hera in twist brengt,
Zoo zij mijn toorn misschien ontsteekt door verbittrende woorden,
520Nu al tergt zij mij steeds voor het oog der onsterflijke goden,
Zeggende dat ik den Trojers mijn bijstand leen in den oorlog.
Doch ga gij thans weder van hier, dat Hera u geenszins
Opmerk, ’t verdere zij mijn zorg, dat het moge vervuld zijn.
Welaan, ’k geef u een wenk met het hoofd, opdat gij vertrouwet.
525Dit toch is bij de goden het machtigste teeken dat ik geef;
Onherroepelijk, nimmer bedriegelijk, immer voleindigd
Is toch alles indien met het hoofd ik gunstiglijk toewenk.
Aldus zeide Kronion en wonk met de donkere wenkbrauw;
Neerwaarts golfde in lokken ’t ambrosische haar van den heerscher
530Langs de onsterflijke slapen en schudde den grooten Olumpos.
Zoo overlegden zij samen en scheidden zich. Thetis ontsnelde
Vlug van den heldren Olumpos en sprong in de diepte der zeeën.
Naar zijne woonplaats keerde ook Zeus; daar rezen de goden
Allen gelijk van hun zetels, ter eere huns vaders, en niemand
535Wachtte hem zittend af, maar elk stond op bij zijn aankomst.