Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/71

Deze pagina is proefgelezen

21

600Nu zij Hefaistos zagen, de zaal zoo dienende rondgaan.
Aldus brachten zij verder den dag tot het dalen der zon door,
Spijzend, en niemands hart ontbeerde zijn deel in het gastmaal,
Noch de verruklijke lier, die berust in de handen Apollo’s,
Waar het gezang van de Muzen in lieflijke wijzen op antwoordt.
605Doch toen ’t schittrende licht van de zon aan de kimmen gedaald was,
Gingen zij elk naar zijn huis en zij legden zich neer op het rustbed
Waar d’ alomme geroemde, aan weerszij manke Hefaistos
Met zijn vernuftigen geest voor ieder een woning gemaakt had.
Zeus ook de bliksemwerpend’ Olumpiër, zocht nu zijn rustbed
610Waar hij van oudsher lag, als de lieflijke slaap hem bereikte;
Daarheen ging hij ter rust, met de goudentroonende Hera.