Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/84

Deze pagina is proefgelezen

34

Hebben beklommen om dood en verderf aan de Trojers te brengen;
Rechts sloeg Zeus zijnen bliksem en gaf er een teeken van gunst meê.
Niemand dringe dus verder om huiswaarts weder te keeren,
355Eer hij bij eene der vrouwen van Troja zich nedergelegd heeft,
[1]Boete der nooden en zuchten, door Helena zelve geleden.
Doch als éen er zoo hevig verlangt naar huis te vertrekken,
Laat hij het grijpen, zijn donker, van roeibank treffelijk vaartuig,
Om voor d’andren te vinden den dood en het duistere noodlot.
360Doch gij, vorst, wil ’t zelf overdenken en luistren naar andren.
Wat ik u mee zal deelen, het zal geen nutteloos woord zijn.
Schift, Agamemnon, de mannen naar stammen en ook naar geslachten,
Dat zich geslacht bij geslachte en stam bij stamme vereenig;
Als gij dit zoo zult hebben gedaan en d’Achaiërs het volgen,
365Ziet gij het wie van de hoofden en wie van de volkeren laf is,
Welken de dapperen zijn; dan strijdt toch elk voor de zijnen;
Ziet gij of godlijk besluit u verhindert de stad te verwoesten
Of het gebrek dier mannen aan moed en aan kunde des oorlogs.
Hem antwoordende zeide de heerschende vorst Agamemnoon:
370— Waarlijk, grijsaard, weder verwint g’in den raad de Achaiërs.
Had ik er slechts, Zeus Vader, Apollo en gij Athenaia,
Onder d’Achaiërs tien als gij, om van raad mij te dienen,
Welras zou zich de stad van den koning Priamos buigen,
Onder de handen der onzen gevallen en prooi der verwoesting.
375Doch leed zond mij de aigisvoerende zone van Kronos,
Die mij verwikkelt te midden van ijdele twisten en tweedracht.
Want wij, ik en Achilles, wij strijden ter zake van ’t meisje
Met vijandige taal; doch ik ving d’eerste met twist aan.
Maar als wij eenmaal weder vereend overleggen, dan waarlijk


  1. 356. Velen verklaren deze regels (ook in vers 590 wederkeerende) als de nooden en zuchten geleden ter wille van Helena. Aristarchos had wellicht geen ongelijk in deze zijne verklaring; ik volg echter de algemeen aangenomene opvatting.