Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/93

Deze pagina is proefgelezen

39

505Die Hupothebai bezaten, de stevig gemetselde veste,
Met het gewijde Onchestos, het boschland lief aan Poseidoon,
Zij die het wijnrijk Arna bezaten, en ’t volk van Mideia,
’t Heilige Nisa en wijders Anthédoon ver van de grenzen.
Dezen nu waren getogen met vijftig schepen; in elk schip
510Waren er honderd twintig der jonge boiotische manschap.
Die in Orchomenos woonden, der Muniërs burg, en Asplédoon,
Voerde Askalafos aan en Ialmenos, zonen van Ares
Bij Astúocha, die eens binnen de woning van Aktor
Als eene eerbare maagd naar de bovenvertrekken gegaan was
515Tot den geweldigen Ares, die haar toen heimlijk omhelsd had.
Dertig holle galeien vertrokken met dezen ten heertocht.
Schedios was met zijn broeder Epistrofos hoofd der Fokéërs,
Zonen van Ifitos beiden, uit Naubolos’ edelen stamboom;
Voorts die de stad Kuparissa bewoonden en ’t rotsige Puthoon,
520Krisa’s heilige streken, ’t gewest van Panópeus en Daulis,
Die bij Anemoreia en rond Huampolis woonden,
Zij wier woonsteê langs den Kefisos, den heiligen stroom ligt,
Zij die Lilaia bezaten bij ’t bronnengebied des Kefisos,
Veertig donkere schepen vertrokken met dezen ten heertocht.
325Rondgaand schaarden zij thans de gelederen dezer Fokéërs,
Die zij ter linker en naast de Boiotiërs brachten te wapen.
’t Lokriesch hoofd was Ajas, de snelle, de zoon van Oïleus,
Kleiner, en niet zoo machtig als Ajas Telamon’s zoon was,
Doch zeer kort van gestalte en enkel in ’t pantser van linnen,
530Maar met de speer overtrof hij d’Achaiërs en alle Hellenen.
Die in Kalliaros, Kunos en Opoeis hadden hun woonsteê,
Bessa en Skarfe en ook Augeiai’s verruklijke landstreek,
Tarfe en Thronios, ’t land omspoeld van Boágrios’ waatren;
Met hen togen ten strijde op veertig donkere schepen
535Lokriërs, d’andere zijde bewonend van ’t heilig Euboia.
Zij die Euboia bezaten, d’Abanten geweldig in strijdlust,