Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/95

Deze pagina is proefgelezen

41

Zij die Mukenai bezaten, de stevig gemetselde veste,
570Ook het vermogend Korinthos en ’t stevig gebouwde Kleonai,
Dan die Orneiai bewoonden en ’t vruchtbaar Araithurea,
Sikuon voorts waar vroeger Adrestos het eerst geregeerd had,
Die Huperesia, die Gonoëssa, bezet met gebergten, bewoonden,
Zij die Pelléne bezaten, en rondom Aigion woonden,
575Gansch Aigialos’ kusten en rondom ’t ruime Helieka,
Dezen met honderd schepen gebood Agamemnon als veldheer,
Atreus’ zoon, dien het grootste en beste gedeelte der volken
Volgde, te midden van welken, gedost in het blinkende koper
Hij trotsch uitstak, verre van alle de helden het schittrendst,
580Daar hij de dapperste was en zijn volkeren verre het talrijkst.
Die Lakedaimoon bezaten, omringd met de ruime valleien,
Faris en Sparta, en Messa, de duivenkweekende zeestad,
Die Bruseiai bewoonden en die van het schoone Augeiai,
’t Volk van Amuklai, de mannen uit Helos, de stad aan het zeestrand,
585Zij die Laäs bezaten, en rondom Oitulos woonden,
Dezen gebood Menelaos, zijn broeder, geducht door zijn veldkreet,
Zestig schepen te zaam, doch hield zijne legers gescheiden;
Zelf doorschreed hij de rijen, vertrouwend op eigene kloekheid,
Allen vermanend ten strijd, want heftig brandde zijn boezem
590’t Lijden en zuchten te wreken die Helena’s harte beklemden.
Zij die in Pulos woonden en ’t liefelijk oord van Arene,
Thruos, de haven des strooms Alfeios , en ’t stevige Aipu,
Die Kuparissa bezaten en woonden in Amfigeneia,
Pteleon, Helos, de mannen van Dorion, ’t oord waar de Muzen
595Deden verstommen den zang van Thamúris, den thrakischen dichter
Die uit Oichalia kwam van Eurútos, Oichalia’s koning.
Pralend had hij gesnoefd het van ieder te winnen in zangkunst,
Zelfs van de Muzen, de dochters van d’aigisvoerenden god Zeus.
Doch zij hadden in toorn hem verblind en beroofd van de godsgaaf
600Van het gezang, en zij deden de kunst hem vergeten der cyther.