Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/97

Deze pagina is proefgelezen

43

Die Krokuleia bewoonden en ’t ruw Aigilipische rotsland,
Zij die Zakunthos bezaten, en Samos in ’t ronde bevolkten,
635Die op het vastland woonden en ’t daar voor liggende eiland,
Dezen geleidde Odusseus in doorzicht Zeus evenarend.
Met hem een twaalftal schepen, met rood aan de boegen beschilderd.
Thoas, de zoon van Andraimoon gebood aan het volk der Aitolers,
Die om Pleuroon woonden en Olenos, ’t volk van Pulène,
640Chalkis gelegen aan zee en de rotsige streek Kaludona.
Want reeds waren de zoons niet meer van den dapperen Oineus,
Noch hij zelf; ook stierf Meleagros, de blonde van haren.
Zoo dus kwam het bestuur over alle Aitolers in zijn hand.
Veertig donkere schepen verzelden nu dezen ten heertocht.
645Kretische manschap leidde Idómeneus, sterk met de werpspies,
Zij die Knosos bewoonden en ’t vast ommuurde Gortuna,
’t Volk van Luktos, Milétos en ’t schitterend witte Lukastos,
Faistos en Rutios mede, de steden zoo rijk aan bevolking,
Voorts noch andere volken der honderd steden van Kreta.
650Dezen nu voerde ten strijde Idomeneus, sterk met de werpspies,
Saam met Meriones, forsch als de mannenverdelgende Ares.
Veertig donkere schepen verzelden nu dezen ten heertocht.
Held Tlepólemos, groote en krachtige zoon van Herákles,
Voerde van Rhodos negen galeien en leidde als veldheer
655Die om Rhodos woonden, in drie volksstammen gerangschikt,
Lindos, Iálusos, verder het schitterend witte Kameiros.
Dezen nu voerde ten strijde Tlepolemos, sterk met de werpspies,
Hij dien Astuocheia der kracht van Herákles gebaard had.
Haar ontvoerde Herákles uit Efure, bij den Selléïs,
660Na veel steden te hebben verwoest van de godlijke jongren.
Toen Tlepolemos’ jeugd in de sierlijke woning gekweekt was,
Had hij terstond aan den oom zijns vaders het leven benomen,
Reeds een grijsaard zijnde, Likumnios, stammend van Ares.
IJlings bouwde hij schepen, en manschap zaamlend in aantal,