Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/99

Deze pagina is proefgelezen

45

Antroons’ zeekust wijders en Pteleos’ weelderig grasveld,
Dezen bestuurde als leider de strijdbare Protesilaos
Tijdens zijn leven, maar reeds omsloot hem de donkere aarde.
700Ginds bleef z’achter, zijn vrouw, hare wangen verscheurend in rouwklacht,
Half voltooid zijne woning; hem sloeg een dardanische krijgsman,
Toen hij van ’t scheepsboord sprong, vóor alle de andre Achaiërs.
Wel bleef ’t volk niet zonder beheer, maar miste den leidsman.
Doch hen bestuurde Podarkes, een telg uit de stamme van Ares,
705Zoon des vermogenden herders Ifiklos, van Fulakos stammend;
Hij was d’eigene broeder des dapperen Protesilaos,
Jonger van leeftijd was hij; de oudere zoon en de sterkste
Was held Protesilaos, aan Ares gelijk; eenen veldheer
Misten zijn volken dus niet, maar treurden om d’edelen krijgsman.
710Veertig donkere schepen verzelden nu dezen ten heertocht.
Voorts die Ferai bewoonden, bij Boibe’s krommende zeebocht,
Boibe en Glafurai, nevens het stevig gebouwd’ Iaolkos;
Elf galeien van dezen bestuurde de zoon van Admetos
Vorst Eumélos, gebaard door de godlijke onder de vrouwen
715Door Alkestis, de schoonste van Pelias’ edele dochters.
Zij die Methóne bevolkten en om Thaumakia woonden,
Die Meliboia bezaten en ’t rotsige land van Olizoon.
Dezen gebood Filoktetes, ervaren bestuurder van ’t boogschot,
Zeven galeien en elke met vijftig roeiers bewapend,
720Allen ter dege bekwaam met den boog in den heftigen veldslag.
Maar nu, hevige kwalen verdurende, lag hij op ’t eiland
’t Heilige Lemnos, waar de Achaiërs hem hadden gelaten,
Krank door de vreeslijke wond van der slange verderflijke beten;
Jammerend lag hij daar neer, doch weldra zouden d’Argeiërs
725Bij hunne schepen hem weder gedenken, den vorst Filoktetes.
Wel bleef ’t volk niet zonder beheer, maar miste den leidsman,
Doch hen bestuurde nu Medon, de bastaard zoon van Oïleus,