31
Nu nam het plegtig misoffer een aanvang, waarbij de HH. Vader werd bijgestaan door de kardinaals Patrizzi, Meriel en Negroni. Nadat het Evangelie gezongen was. sprak de Paus eene leerrede uit, toepasselijk op het eeuwfeest der HH. Apostelen en het feest der kanonisatie.
Onder de offerande werden de geschenken, behoorende tot de ritus der heiligverklaring, aan den Paus aangeboden ; zij waren zeven in getal en bestonden elk uit vijf kunstig verschillende waskaarsen, twee brooden, een tonnetje met wijn en een ander met water gevuld drie kooijen. In de eerste kooi bevonden zich twee tortels, in de tweede twee duiven, in de derde eenige kleine vogeltjes. Deze geschenken werden aangeboden door de kardinalen, uitmakende de kongregatie der ritussen, vergezeld door personen welke daartoe in het ceremoniëel waren aangewezen. Bij deze buitengewone plegtigheid, welke nog werd verhoogd door het treffend gezang van 300 zangers in drie koren verdeeld, verplaatste men zich onwillekeurig in de oudste tijden, toen de Christenen bij plegtige gelegenheden het altaar bedekten met vruchten hunner vlijt. „Wij overladen uw altaar met geschenken zoo,” luidt het in de kerkelijke gebeden van heden. De zangers voerden een koor uit op de woorden: „Gij zijt Petrus” enz. De knapen van het zangkoor waren in den koepel verdeeld, en het was alsof men engelen-stemmen van boven hoorde, toen zij zongen: „En de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.” Toen het heilig Misoffer geëindigd was, begaf de Paus zich naar de kapel om zich van de gewijde gewaden te ontdoen.
Men zegt dat het getal waskaarsen, die bij deze gelegenheid gebrand hebben, niet minder dan twintig duizend bedragen heeft. Een zeer eigenaardig effekt maakte daarbij een uit glas gevormden tiara met de twee heraldieke sleutels en daaronder een omgekeerd kruis, sijmbool van de marteling des H. Petrus, in reusachtige afmetingen en voortreffelijk verlicht. Dit alles scheen in de lucht te zweven onmiddelijk voor het graf des Apostels, dat heden met levende bloemen in guirlandes en zilveren vazen versierd was.
Op het oogenblik dat de plegtigheid een aanvang zou nemen onstond er een stoornis, eensdeels doordien een begin van brand aan de draperiën werd ontdekt, welke echter onmiddelijk werd gestuit, ten andere dewijl een man zich in de kerk met een dolk wonden aan den hals toebragt. Sommigen zeggen dat hij krankzinnig was; anderen dat hij gekomen was om de plegtigheid te doen mislukken, door de draperiën in brand te steken; nog anderen dat hem als een zendeling der geheime genootschappen de taak was opgedragen om den Paus te vermoorden, en hij, vol ontzetting voor het plegen van zijne misdaad terugdeinzende en de wraak van zijne geestverwanten vreezende, in wanhoop de handen aan zichzelven heeft geslagen. Hij is terstond in hechtenis genomen.
lk acht een handlanger der Carbonari tot dit alles in staat; van daar dan ook dat het gebeurde op betrekkelijk weinig indruk maakte.
Het kerkelijk feest werd besloten door eenige vespers, bij welke gelegenheid de beroemde hymnus O felix Roma door twee kooren meesterlijk gezongen werd. Des avonds was de stad algemeen verlicht, en werd op de Monte Pincio een vuurwerk ontstoken. De girandola, zoo vaak besproken en beschreven, heeft zeker zijne vermaardheid aan den Engelenburg te danken, alwaar het vroeger werd afgestoken; ik voor mij kan niet zeggen, dat ik groot behagen vond in die vreeselijke kanonnade. In Italiaansche ooren zal zij welligt schooner klinken dan in de mijne.
Een groote levende keten, welker schakels uit menschen en trekbeesten van allerlei aard bestaat, verbindt heden de graven der Apostelen, het Vatikaan en de baziliek van den H. Paulus buiten de veste. Rijtuigen op twee wielen, een- en twee spannige fiakers, bisschoppelijke ekwipaadjen, meerendeels gehuurd en de karossen der kardinalen, die, rood gelakt als zij zijn, veel op een arke Noachs gelijken, doen, ofschoon zij zich stapvoets door de Porta Paolo en dan langs den oever van den Tiber bewegen, gansche stofwolken opstuwen, welke den voetganger, die door de brandende zonnestralen geblaakt wordt, het leven lang niet aangenaam maken. lk gaf er daarom de voorkeur aan, om met een der kleine stoombootjes op den Tiber naar St. Paul te varen, ten einde het feest aldaar bij te wonen. Deze vaartuigjes zien er uit of zij nog uit de voorwereld afkomstig zijn. Zij doen denken, aan een miniature der oude spaansche galjoenen en, zooals men die op prenten van de onoverwinnelijke Armada vindt. Het zijn kleine drijvende, nootenschalen, die eigenlijk niet voor het vervoer van menschen bestemd waren, maar alleen om met een aantal touwen te pronken en te laten zien hoeveel plaats een stuurroer wel kan innemen. Er was inderdaad door dit een en ander meer dan twee derden van de boot in beslag genomen, zonder dat iemand daarvan het nuttige of het noodzakelijke van inzag, terwijl de reizigers, zooals bij deze gelegenheid te denken wel, op het hun afgestane gedeelte als gepakte haring bij elkander stonden.
Bij mijne aankomst in de baziliek werd ik door de grootsche versiering getroffen. Den architekt der St. Paulus-kerk, Commenditore Palotti, komt de eerepalm toe. Hij liet, in weerwil van de talrijke versierselen, de heerlijke baziliek, als ik het eens zoo mag zeggen, in haar eenvoudig toilet; al de harmonische deelen van het gebouw waren ongeschonden gebleven. „Dat is voortreffelijk,” hoorde ik een Contadino uitroepen, die tegelijk met mij het gebouw binnentrad.
Tegen tien ure verscheen de Paus, nadat alvorens reeds de bisschoppelijke banken gevuld waren. Toen de H. Vader op zijn troon had plaats genomen, begon de plegtige H. Mis, welke door den Patriarch van Alexandrië werd opgedragen. De reijen der Benedictijnen alhier waren ditmaal vermeerderd, door het bijzijn van de abten van Catania, Montreale, San Martino, San Severino, La Cava, Florence enz., alsmede door den Aarts-abt van Martensbefg in Hongarijë, door de abten van St. Pieter te Salzburg en Grils in Tyrol en door den Benediktijner Bisschop Mgr. Salvados uit Australië.
Het is hier gebruikelijk dat vóór en na de godsdienstoefening de aanwezige gasten door den Paus op chocolade, ijs en allerlei gebak worden onthaald. lk zou wel eens willen weten welk eene groote hoeveelheid van een en ander hier gebruikt en ook medegenomen is! De tafels voor den H. Vader, voor de kardinalen en de bisschoppen waren in een zeer luchtige Corridore geplaatst. Pius IX alleen had een zitplaats, al de overigen gebruikte na de H. Mis staande eenige ververschingen. Hij nuttigde een weinig chocolade met twee beschuitjes, al het overige liet hij onaangeroerd. Hij was letterlijk gebarrikadeerd door de fransche bisschoppen. Velen lagen voor hem geknield en kusten zijne roode met goud geborduurde pantoffels, aan anderen reikte de verhevene grijsaard de hand tot een kus toe, terwijl hij voor allen een vriendelijk en geestig woord ten beste had. Met den een sprak hij Spaansch, met den ander Latijn, met een derde Italiaansch, waardoor ik tot de gevolgtrekking kwam, dat de H. Vader aan de gelaatstrekken van elk in het bijzonder oogenblikkelijk kon zien tot welk natie hij behoorde. Ongeveer een kwartier uurs later verscheen het kruis. Toen de H. Vader op stond, liet zich als uit ééne borst weder die juichtoon hooren welke ongevraagd door zijne vereerders wordt voortgebragt. Nogmaals liet de Opperpriester de vreemdelingen, die tot dusverre door de fransche prelaten teruggehouden waren, tot zich toe, en ook mij viel het hoog geluk ten deel den ring te mogen kussen en den pauselijken zegen te ontvangen.
De tante des Konings van Napels, de infante Maria Isabella van Bourbon, en nog een derde dame, allen in het zwart gekleed waren ook tegenwoordig. De Koning zelf was in groot tenue, met de ster van den H. Januarius op de borst; ook zijne beide broeders waren tegenwoordig, doch van de diplomatie heb ik niemand gezien, althans niet in uniform. H. Vader sprak den jongsten prins aan en liefkoosde hem. Op een wenk van den Koning legde het knaapje beide handjes op den grond en kuste de voeten van den Paus, die zoo vermoeid zijn van de aardsche pelgrimsreis.
Ik heb ook de vespers in de baziliek van St. Paulus bijgewoond. Op den terugtogt mogt ik het zeldzame genot smaken van het knapen-koor uit den St. Pieter te hooren. Deze jeugdige zangers droegen namelijk op het dek van de volgepropte stoomboot de psalm Laudate Pueri Domino en Tu es Petrus voor.
Waren het werkelijk de liefelijke stemmen der kinderen of droeg de omgeving en het late uur er toe bij dat die voordragt zoo tooverachtig op mij werkte?
De oevers van den donker, of liever vuil gelen Tiber, zijn tamelijk steil en met kreupelhout begroeid. Op den linker oever ziet met overblijfselen van oude stadsmuren en torens, men heeft er armlzalige hutten op gebouwd. Verder op staat Santa Sabina en op eene aanmerkelijke hoogte het Malthezer prioraat. Laatsgenoemd gebouw was prachtig geïllumineerd, de overige gebouwen getuigden wel van goeden wil, maar meer kon men er dan ook niet van zeggen.
Het was reeds laat toen ik de poort van San Calisto binnentrad.
De Romeinen zijn waarlijk niet voor volksfeesten geschapen; dat hebben zij maandag in de Villa Borghese en gisteren nacht op het Forum bewezen. Het feest in de Villa werd door den Prins, dat op het Forum door het Gemeentebestuur gegeven. De Villa met haar uitgestrekt park ligt vlak bij de Porta del Popolo, dus zoo goed als in de stad zelve. Zij wordt gemeenlijk alleen door kunstkenners bezocht, dewijl het kabinet van schilderstukken onder de belangrijkste verzamelingen van Rome moet worden geteld.
Op den 1en had intusschen een ware volksverhuizing plaats. Er zou een luchtballon worden opgelaten en een wedren te paard gehouden reden genoeg om dien dag tot worden tusschen mannen en amazonen — reden genoeg om dien dag een rustdag te maken, zoodat de werkplaatsen dan ook reeds ten vier ure gesloten waren. Panen et Circenses was reeds achttien eeuwen te Rome het wachtwoord, en het is hef gebleven tot op dit oogenblik. De duitsche romanschrijfster Fanny Lewald, een van de geëmancipeerde dames die aan een reis- en schrijfmanie lijden, bezocht in Februarij jl. de H. Stad, neen, ik vergis mij, het oude Rome, en, schrijft in hare sentimenteele reisherinneringen dat de Romeinen nu nog maar om brood en brood alleen vragen. Die woorden zijn haar echter alleen in den mond gegeven uit een ingekankerd vooroordeel tegen de pauselijke regering, waarmede al dat volkje behebt is. Omdat jufvrouw Lewald, toen zij op een muilezel voorbij het ruiter-standbeeld van Trajanus reed, daar eenigc bedelaars in lompen gehuld vond, zucht de gansche romeinsche bevolking om brood! De moderne logika voert tot zeer zonderlinge gevolgtrekkingen![1]
Doch laat ik tot het volksfeest terugkeeren. De Romein bemint nog altijd hartstogtelijk het vermaak, maar het moet hem als het ware met den paplepel ingegeven worden; hij draagt er zelfs niets aan bij, en zoo komt het dat de eigenlijke volksfeesten hier geheel anders zijn dan overal elders. Verbeeld u een groen veld aan den vlakken oever van een breeden waterspiegel, beschaduwd door lauwrier- vijgen- en geurende tulpenboomen. Op een nabijgelegen eiland hoort men muziektoonen; de zon heeft bereids hare gloeijende pijlen verschoten en een verkoelend windje kondigt de aankomst van de avondster aan en sterkt en verfrischt de ledematen, die door de hitte van den dag afgemat waren. Duizenden menschen uit alle standen, van elken leeftijd zetten aan dit tooneel leven bij — en welke uitwerking meent gij dat al dit uitlokkende op de Romeinen uitoefent? Bij ons zou het volk zijne opgetogenheid lucht geven en zou het moeite kosten er orde onder te houden; in Duitschland zou men vrolijke liederen hooren en dansende groepen zien; stokoude grijsaards en afgeleefde matronen zouden zich voor een oogenblik nog weder eens jong gevoelen. Hier ziet men van dat alles niets. „Het koninklijke volk wil opgevrolijkt, worden” zeide eens een romeinsch senator tot een barbaarsch vorst. En zoo is het ook; het wil spelen hebben, doch het speelt niet mede. Niet hier bij dit schoone natuurtafereel maar ginds bij den circus, die in het groote park gebouwd is, daar komt weder leven in den Romein.
Er verschijnen in oud Romeinsch kostuum vier wagenmenners. Men geeft het teeken. Er heerscht een doodelijke stilte onder de menigte. Het tweede teeken. De wagens zijn in vollen gang, de paarden snuiven, de zweepen knallen en op dat oogenblikt weerklinkt uit die zee van menschen een oorverdoovende kreet. De Romeinen die weinige minuten te voren nog schenen te slapen, zijn eensklaps wakker geworden, de stommen hebben hunne spraak wedergevonden. Het is alles hartstogt in hen, en nu kan men eerst zien
- ↑ Dezelfde jufvrouw Lewald heeft een brief van symphatie aan het beruchte vredes-kongres te Genève geschreven. Soort zoekt soort. (Redaktie.)