34
De ijzeren kabelbrug over de Niagara.
Bewonderenswaardig is de vooruitgang onzer eeuw in het ontwerpen en tot stand brengen van grootsche bouwwerken ondanks de schijnbaar onoverkomelijke hinderpalen, die de natuur hun in den weg schijnt te leggen.
Van tijd tot tijd zal de Katholieke Illustratie de belangrijkste monumenten der hedendaagsche techniek in gravuren en beschrijvingen onder de oogen harer lezers brengen.
Daarmede gelooft de Redaktie velen harer talrijke lezers van dienst te zijn.
Onder de voornaamste takken van de nieuwere techniek behoort voorzeker de bruggenbouw, die in onze tijden reuzenschreden gedaan heeft onder het opzigt van hechtheid en sierlijkheid, en die wonderwerken te voorschijn heeft geroepen, waarvoor de bekende volharding van onze voorvaderen zou terugdeinzen, en die den maatstaf aangeven van hetgeen ’s menschen vernuft scheppen kan.
Ons voorbehoudende eerlang eenige bijzonderheden over den bruggenbouw in het algemeen mede te deelen, zullen wij ditmaal slechts een denkbeeld geven van een trotsch werk, dat een nieuw tijdvak in dat gedeelte der techniek geopend heeft. Dikwerf heeft men tegen de grootste moeijelijkheden te worstelen bij het bouwen over breede en diepe dalen en stroomen van bruggen, die voor den aanleg van spoorwegen noodig zijn. De zoogenaamde juk- of pijlerbruggen zijn in sommige gevallen onmogelijk, omdat zij geen schraagpunten vinden in den diepen afgrond, die op eene zekere hoogte moet overwelfd worden. In zulke gevallen kunnen alleen de hangende bruggen (hangbruggen) dienen, die meestal geen, soms echter hoogstens een paar steunpunten noodig hebben.
Er zijn twee stelsels van hangbruggen: de ketting- en de kabelbruggen; vroeger kende men slechts de eerste soort, waarvan de aaneengesmede schakels, het eigenlijk dragend deel uitmaken. De bouwmeester van de Niagara-brug, waarvan nevenstaande plaat een welgeslaagde afbeelding is, maakte in plaats van kettingen gebruik van vier kabels, die elk ruim 2½ ned. palm in doorsnede hebben en uit 3640 ineengevlochten ijzerdraden bestaat. Het draagvermogen van deze vier kabels, d. i. het maximum van den last, dien zij dragen kunnen zonder te breken, is, volgens proeven op de enkele draden genomen, ruim 600.000 ned. ponden, terwijl het maximum van den te dragen last de 90.000 ned. ponden nimmer overschrijdt. De kabels zijn over de kapiteelen van vier sterke 80 voet hooge torens heengeleid en 30 voet diep in de rotsen geankerd. Aan de vier hoofdkabels zijn 624 loodregte stangen gehecht, waarvan de gezamenlijke draagkracht ruim 1½ mill. ned. ponden is. Onder aan deze stangen is het dek of de eigenlijke brug bevestigd.
De Niagara-brug is niet aan de schommelingen onderhevig, die overigens de hangbruggen voor het spoorwegwezen onbruikbaar maken. Roebling, zoo heet de beroemde bouwmeester dezer brug, heeft bij de konstruktie, door de verbinding van het hangwerk met een balkon of uitstek van onbuigbaar houten traliewerk die schommelingen binnen zeer enge grenzen beperkt. Het eigenlijk onbeweeglijk maken van de brug geschiedt door bijzondere spandraden, waarvan er 64 voor het niet buigen der hoofdkabels van boven en 56 tot verbinding van het bruggedek met de rots van onder zijn aangebragt. Î
De spanlengte van deze brug is 245 ned. el. Dubbele rails liggen op het bovendek, dat 65 ned. el boven den waterspiegel van de Niagara gespannen is. Op dezen ligten doch hechten bouw kunnen zware spoortreinen met eene hoogste snelheid van 7½ ned. mijl per uur stoomen. Het benedendek is een gewone weg voor voetgangers en voertuigen. Van beide dekken is het hout het voornaamste konstruktie-materiaal. De kosten van den bouw rekent men op één millioen gulden.
De Niagara-brug is een der geniaalste en reusachtigste bouwwerken in haar soort, zij heeft eene eigenaardige sierlijkheid en ligtheid, die niet aan andere ijzeren bruggen te vinden zijn. Eenig in zijn soort is ook het natuurtafereel, dat haar omgeeft; boven den grooten majestueusen Waterval van de Niagara van een 45 ned. el hoogen rotswand verheft zich de sierlijke bouw als een monument van de heerschappij des menschelijken vernufts over de woeste krachten der natuur. De brug verbindt de New-York-Central met de Great-Western-Canada spoorweg, en wordt ook de Internal-railway-bridge genoemd, omdat zij Britsch-Noord-Amerika met de Unierepubliek verbindt en de eenige weg is, waarlangs men passagiers en goederen in onafgebroken verbinding van New-York naar Westelijk Kanada kan vervoeren.
Roebling heeft den weg tot nieuwere en grootere ondernemingen aangewezen. Sedert de opening dezer brug zijn andere dergelijke reuzenbruggen ondernomen. De Lewistownbrug heeft eene spanning van 318 ned. el; die der Kentucky-brug bereikt zelfs 390 ned. el. Nog stoutere plannen, namelijk het overbruggen van zeeboezems en zee-engten, schijnen in aantogt te zijn. Zoo heeft diezelfde Roebling het plan tusschen New-York en Brooklijn een hangbrug volgens zijn stelsel van 550 ned. el te konstruëeren; over de Frith of Fort wil men zelfs een brug brengen van over de 600 ned. el spanning, en de beroemde Engelsche ingenieur Barlow is druk bezig met een plan van een hangbrug van 915 ned. el spanning, voor een verbinding van Liverpool met Birkenhead, ja hij denkt er zelfs aan om de bijna 1000 ned. el breede zee-engte van Messina met een enkele vrijhangende brug te overbruggen. Maar al ware ook de berekening der grenzen van zulke konstruktiën gemaakt, dan eerst kan men er aan denken ze uit te voeren, wanneer voor de draagkabels het beste materiaal, dat de hedendaagsche techniek aanwendt, het staal namelijk, gebruikt kan worden.
Achttien eeuwen.
Geschiedkundige verhalen voor het Katholieke volk van Nederland.
door H.A. BANNING
DE LAATSTE DAGEN VAN JERUZALEM.
Vervolg.
„Verhaal mij er toch iets van,” zeide Charicles, „wat daarbij voorgevallen is bleef mij tot dusverre geheel onbekend.”
Middelerwijl de overige gasten, aan wie die aangelegenheden reeds bekend waren, zich over andere zaken onderhielden‚ verhaalde Demas het volgende: „Zooals gij weet, Charicles, verliet Caligula Rome zonder ons gehoor te hebben geschonken. Wij volgden hem door de Campagna van de eene villa naar de andere, vele weken lang, doch zonder dat wij hem zelfs te zien kregen. Het Heidensche gezantschap der Alexandrijnen slaagde niet beter in zijne pogingen om een gehoor bij den keizer te verkrijgen. Eindelijk gelukte het ons hem bijna voor de poorten van Rome weder in te halen gedurende den tijd, dat hij op de villa van Mecenas verblijf hield. Hij stond toe dat wij aan hem zouden worden voorgesteld. Naauwelijks hadden wij de villa betreden, over welker grenzelooze pracht wij verbaasd waren, of wij zagen dat de Alexandrijnen ons op den voet gevolgd waren. Zij hadden Apion aan hun hoofd, terwijl Philo voor ons als redenaar moest optreden. De zalen en tuinen waren geopend. Wij vonden overal standbeelden, vazen en andere sieraden, en stonden eindelijk tegenover den keizer, die door tooneelspelers en intendanten omgeven was, aan welke laatste hij zijne bevelen mede deelde. De keizer heeft een middelmatige doch slecht geëvenredigde gestalte. Zijn hoofd zit op een hals die veel te kort is; zijne holle oogen staren strak vooruit, en zijn bleek gelaat heeft een uitdrukking van woestheid, welke hij zich echter voor den spiegel eigen heeft gemaakt, om des te grooter indruk op zijne omgeving te maken. Deze uitdrukking wordt nog verhoogd door een zwaren baard en een gedeeltelijk kalen schedel. Zijne kleeding was zoo zonderling, dat het mij schier onmogelijk is u een juist denkbeeld van dat half vrouwelijke, noch Aziatische noch Europesche gewaad te geven. Stel u den wereld-beheerscher voor in een onderkleed van de kostbaarste stof, waarover een zijden mantel, met edelgesteenten bezet; met armbanden overladen en vrouwen schoenen‚ waarop paarlen gestikt zijn, aan de voeten, en gij hebt het beeld voor u van Cajus Caligula, die als opvolger van Tiberias en Augustus thans over de wereld regeert. Hij gunde ons naauwelijks den tijd ons aan zijne voeten te werpen en hem te groeten maar viel ons dadelijk aan met de woorden: „Dat zijn zij dus, die vijanden der goden, die mij minachten, terwijl de gansche wereld mij aanbidt!”