Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/53

Deze pagina is proefgelezen

43

zij, die in den tempel gevlugt waren, weder in het portaal terug, doch alleen om zich ijlings van daar te begeven. Velen hadden voor het arme slagtoffer, in wien zij een Galileër meenden te zien, slechts smadelijke woorden over; eenige Farizeërs gaven zelfs als hunne meening te kennen, dat de verslagene wel een zeer groot zondaar moest geweest zijn, dewijl hij zoo zigtbaar door Gods hand getroffen was. Eindelijk kwam een jong mensch uit den tempel, die naauwelijks den in zijn bloed badenden pelgrim bespeurde, of hij snelde vol deelneming naar hem toe, knielde bij hem neder en zeide: „Gij schijnt een zwaren val te hebben gedaan, mijn vriend!”

„Ach neen,” gaf de Essener met zwakke stem ten antwoord, dewijl door het bloedverlies. zijne krachten verminderden, „ik ben gewond door den dolk van een sluipmoordenaar.” Bij deze woorden zag hij den jongeling met een smeekenden blik aan er lag eene bede in, dat deze hem niet zou verlaten.

De jongeling verzocht den gewonde nog een oogenblik geduld te hebben en snelde naar de deur van den tempel terug. Daar ontmoette hij juist den man, wiens hulp hij wilde inroepen.

„Vader,” sprak hij, „kom haastig hier; er is een arme gewonde, die onze hulp behoeft.”

„Ach, mijn God, de arme man riep deze, zoodra hij Hanani genaderd was, en rukte ijlings den dolk uit de wond. Er kwamen nu een aantal menschen naderbij. „Mij dunkt, Eleazar,” sprak een hunner, „wij moesten beproeven den gewonde naar buiten te brengen.”

Vier sterke mannen, naar het scheen allen vrienden van Eleazar, droegen den gewonden Essener met de grootste voorzigtigheid de trappen af in een gewelfden gang. Daar legden zij hem neder, na eerst hunne mantels op den grond te hebben uitgespreid. Daarna onderzocht Eleazar de wond naauwkeuriger en kwam tot de overtuiging, dat zij wel doodelijk zou kunnen zijn. Hij legde er een verband op zoo goed hem dit, bij gebrek aan het noodige linnen, mogelijk was.

Nadat men Hanani opgenomen had, ontwaakte hij weldra uit zijne onmagt. Hij zag Eleazar naast zich op de knieën liggen en verstond diens medelijdende woorden: „wees gerust, mijn vriend, wij zullen u niet verlaten. Woont gij in de stad?”

„Neen,” antwoordde de Essener, „ik ben hier geheel vreemd.…. ik ben pelgrim….” Zijne stem weigerde hem weder hare dienst.

„Dan zult gij mijn gast zijn,” sprak Eleazar om hem te troosten. „lk verzoek u met dezelfde graagte eene legerstede in mijn huis aan te nemen als ik haar u aanbied.”

„Gij geeft u te veel moeite voor een stervende,” sprak de Essener zuchtende. „Laat mij hier rustig den laatsten adem uitblazen.”

„Daar denken wij niet aan,” hernam Eleazar. „Hoe, wij zouden een mensch, die onze evennaaste, onze broeder een evenbeeld Gods is, hier in doodsnood achter laten!”

Thans ontstond er een treffende wedstrijd onder de aanwezigen; ieder wilde den gekwetste in zijn huis opnemen. Deze groote ijver was inderdaad zeer in het oogloopend in vergelijking met de gevoelloosheid, waarmede de Joden in het voorportaal des tempels den gewonde aan zijn lot hadden overgelaten.

„De zieke komt mij toe,” sprak de jonge Daniël, „ik heb hem het eerst gevonden;” en Eleazar, zijn vader, voegde er bij, dat zijn huis ook wel het grootste gemak voor den ongelukkige aanbood. Daarop gaven de overigen toe. Hanani werd nu op een mantel gelegd en naar de woning van Eleazar overgebragt, die in het aanzienlijkste gedeelte der stad lag. Toen de mannen met hun dierbaren last daar kwamen, werden zij bijgestaan door eene vrouw en een meisje, die hen aan de deur opwachtten; zij waren beide buitengewoon schoon; vooral het gelaat der zeventienjarige dochter scheen alle bekoorlijkheden der onschuld in zich te hebben vereenigd. De vrouw zal ongeveer zes-en-dertig jaren oud zijn geweest.

„Susanna, Maria! ziet eens wat wij brengen! De Heer heeft ons een broeder gezonden, die arm en ongelukkig is, als Hij was. Wij willen hem in den naam van Jesus bij ons opnemen; maakt spoedig eene goede legerstede voor hem gereed!”

Dit gebod van liefde en pligt was spoedig vervuld, en daarna verwijderden zich de vrienden van Eleazar, dewijl hunne hulp niet meer noodig was. Het duurde zeer lang alvorens de Essener tot bezinning kwam. Toen hij de oogen opende, zag hij de twee vrouwen, Eleazar en Daniël benevens een hen onbekend man met Witte haren voor zijn leger staan.

(Wordt vervolgd.)



DE WERELDTENTOONSTELLING TE PARIS.



Wij ontmoeten hier een tal van menschen, die even als wij belust zijn de verschillende bewerkingen te zien, die de cacao ondergaat, om veranderd te worden in de chocolade, waarvan eenige koekjes zullen koopen om in den aanstaanden winter bij het gezellig haardvuur met betrekkingen of vrienden een kopje chocolademelk te drinken, dat ons herinneren zal aan- en stof geven tot een gesprek over de Parijsche Tentoonstelling.

Al voortgaande komen wij in klasse 63, die het materiëel der spoorwegen bevat; hier zien wij naast de kolossale en prachtige locomotieven onderscheidene spoorwagons, ter vervoer van passagiers en goederen bestemd; onder die voor de eerste vinden wij rijtuigen met twee verdiepingen; deze zijn door den Franschen Ooster-spoorweg geëxposeerd; naar een nieuw sijsteem vervaardigd, hebben zij ten doel een grooter getal personen op de gemakkelijkste en aangenaamste wijze te vervoeren; om in de tweede verdieping te komen, beklimt men een trap, die achter het rijtuig is geplaatst; een smalle gang, langs de rijtuigen op Amerikaansche wijze aangebragt, voert naar dien trap en bevordert tegelijk de gemakkelijke circulatie. Deze rijtuigen zijn reeds in bijna het geheele Noord-Oostelljk gedeelte van Frankrijk en het Zuid-Westelijk gedeelte van Duitschland in gebruik.

In het voorbijgaan bezien wij even het groote orgel van Stolz, waarover wij reeds meermalen hebben gesproken, en komen vervolgens aan een groep van telegraphische toestellen, tusschen welke eene kaart van den burggraaf de Vougij prijkt, waarop het telegraafnet, dat Frankrijk bedekt, tot In de kleinste bijzonderheden geteekend is. Naast de telegraphie is de fransche marine geëxposeerd; in klasse 66 vindt men allerlei schepen, waaronder vele gepantserde miniatuur benevens modellen van de reusachtige machinen, gebruikt in de smederijen en scheepstimmerwerven van de compagnie der Middellandsche zee en van de Oceaan-Maatschappij; nog stippen wij aan de machinen, die in de mijnen den ontzaggelijksten arbeid verrigten en hare diensten leenen tot het verzamelen, ziften en wasschen der ertsen en ook tot het boren en openen der harde rotsgronden.

Thans ontmoeten wij voorwerpen, die door hunne elegante vormen en schitterende kleurenpracht aanstonds den gunstigsten indruk te weeg brengen; wij werpen den blik op een tal van de verschillendste rijtuigen, draagkoetsen, rolstoelen enz; hier staan calèches, die door hare ligtheid en bevalligheid u tot een toertje schijnen uit te noodigen, ginds rijtuigen, waarvan het hout onder het zilver bijna verdwijnt; dit schijnt een galakoets uit den tijd van Lodewijk den XIV; het heeft een hemelsblaauwen grond en is met zilveren strepen afgezet; dat doet denken aan den schitterenden en rijk gekleurden wagen van een Oostersch vorst of gezant; hier staat een coupé, waarschijnlijk van den een of anderen deftigen aristocraat, daar een calèche van een rijken koopman of land-edelman.

Naauwelijks is men van, zijne verrassing bekomen, of men komt in eene wereld van hoeden zoowel voor dames als voor heeren, kunstbloemen, vederen, garnituren, galanteriën; wij zien hier het vilt verschillende bewerkingen ondergaan, tot het uit de machinen onder den vorm van een hoed te voorschijn komt; eveneens zijn wij hier getuigen van het vervaardigen van bloemen, die voor de natuurlijke in schoonheid en rijkdom van kleuren naauwelijks onderdoen, van het stampen en polijsten van edelgesteenten, en verder gaande komen wij aan eene lettergieterij, waar een blad gesatineerd papier ons mededeelt dat dit door de keizerin van Frankrijk is gedrukt, toen zij het atelier van den heer Paul Dupont bezocht.

Nu worden de naaisters vergast op garenklossen en spelden; het geheele vrouwelijk geslacht kan zich verlustigen in het gezigt van kanten, borduurwerken, schildpadden en hoornen kammen; menschen van iederen leeftijd kunnen zich in een half uur tijds een paar laarzen, schoenen, bottines, en hoe het schoeisel verder moge heeten, doen vervaardigen; liefhebbers kunnen glas zien blazen en brandschilderen en ten laatste, alvorens het Fransche gedeelte te verlaten, schoone verzamelingen hout uit Algiers in oogensehouw nemen.

Thans zijn wij aan de straat der Nederlanden gekomen, die de Fransche machinerie van de Hollandsche scheidt; alvorens ons verder in de beschouwing der ijzeren werktuigen te verdiepen, willen wij een oogenblik versche lucht gaan scheppen; wij hebben de Avenue van Brabant voor ons, die tusschen de Belgische expositie doorloopt; kom, treden we die in, en zien we eens wat onze naburen zoo al op het Veld van Mars vereenigd hebben.

Het, eerst komen wij aan een groot rond gebouw; hier heeft België zijne steenkolen-industrie ten toon gesteld; wij vinden hier een verzameling van steenkool, uit de verschillende Belgische mijnen afkomstig; de chimist kan hier een onderzoek instellen, welke mijnen de beste kolen leveren. De 268 mijnen, die in België door 791.87 werklieden geëxploiteerd worden, beslaan eene oppervlakte van 120099 bunders; het dagloon der werklieden is 2 fr. 60 c., dat der vrouwen 1 fr. 40 c. der jongens 1 fr. 10 c. en der meisjes 1 fr. Nog treffen wij hier ijzererts, platen en staven aan uit de Belgische ijzermijnen, in de fabrieken bewerkt en gegoten en tot het bouwen van huizen, schepen enz. benoodigd; uit de fabrieken van de Ardennen zien wij spijkers, nagels, grendels, scharnieren, welke fabrieken geheel België en het noordelijk gedeelte van Frankrijk met hare voortbrengselen overstroomen.

Naast deze rotonde vinden wij een allerliefst gebouw, dat een arbeiderswoning voorstelt; het, is van gebakken steen opgetrokken en heeft beneden- en bovenkamers; de twee benedenkamers hebben het uitzigt op de straat, en ieder heeft eene lengte van 4.65 el bij eene breedte van 4.45 el; achter deze kamers is eene keuken van 4.45 el en 2.60 el; deze ziet op een tuintje uit; in de keuken is een trap, die naar de drie bovenkamers: een voor de ouders, een voor de zoons en eene voor de dochters, leidt; nog bevindt zich in de keuken een trap, die naar een luchtigen kelder van 4.55 el en 4.35 el voert; het dak is met Hollandsche pannen belegd. Waarlijk, men zou het niet voor eene arbeiderswoning aanzien; menig gegoed Hollandschen burger zou er een jaloersche blik op werpen en daarbij hoe goedkoop! dergelijke woningen bouwt eene maatschappij te Verviers voor de arbeiders en verkoopt