Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/79

Deze pagina is proefgelezen

70

van het regt en de geregtigheid, dat, hoe ook in onzen tijd met voeten getreden, eenmaal zal zegevieren. Kan men ook feilen in Frans Josef aanwijzen, de geschiedenis zal hem doen kennen en hoogschatten als den handhaver, den vertegenwoordiger van het regt en de geregtigheid tegenover het cosmopolitische liberalismus.

Zóó is de hoogepriester der moderne ideeën niet naar Salzburg gegaan. De zwijmelroes der vreugde, het bezoek van keizers en koningen, de vredes-hymne, door duizend keelen den Bonaparte toegezongen, konden zijn gemoed niet tot rust brengen. De maatschappij die waggelde, omdat hij haar ondermijnd had, dreigde op hem neder te vallen; hij gevoelde den grond onder zijne voeten wegzinken; zijne aureool verbleekte; het volk begon aan zijn alvermogen te twijfelen, en in zijne radeloosheid zeide hij: wanneer de Habsburger niet tot mij wil komen, zal ik tot den Habsburger gaan. En of hij nu ook al zijn bezoek bemantelde met een huichelachitig mom, hij heeft voorzeker de vernedering gevoeld, die voor hem in dien stap gelezen was.

Is dat niet een nederlaag der moderne ideeën? Is dat niet een kniebuiging van het geweld voor het regt en de regtvaardigheid?

Ik geloof daarom, dat de reis van Napoleon naar Salzburg als een der gewigtigste gebeurtenissen van dit jaar beschouwd moet worden, en heb gemeend, er eens met den vinger op te moeten wijzen. Of het echter den Bonaparte tot een spoorslag zal strekken om de ongeregtigheden, door hem gepleegd, weder goed te maken, dit zal de tijd moeten leeren; het spreekwoord, dat de vos wel zijne haren maar niet zijne streken verliest, is reeds zoo dikwijls bewaarheid.

Het is een schoon oord, waar de beide keizers bijeengekomen zijn, zooals de lezers uit bijgaande gravure kunnen men. Salzburg, de oude bisschoppelijke zetel, ligt in Opper-Oostenrijk, in een hoogst schilderachtig en romantisch dal van de Norische Alpen. Het heeft 17 kerken en is opgeluisterd door de monumenten van twee groote Duitsche toonkunstenaars, Haijdn en Mozart. Laatstgenoemde werd daar in 1756 geboren. Men bewondert er vooral de prachtige kathedraal van wit marmer, in den stijl van het Vatikaan gebouwd. Men vindt er vier monniken- en drie nonnenkloosters, waaronder het beroemde stift der Benedictijnen met een bibliotheek van 40,000 boekdeelen, en een lyceum (vroeger hoogeschool), met een bibliotheek van 36,000 boekdeelen.

Gedurende de dagen, die Napoleon daar als gast van keizer Frans Josef doorbragt, was Salzburg feestelijk getooid, en heeft de bevolking groote gehechtheid voor haren soeverein aan den dag gelegd. De verlichting der omliggende bergen, welke een tooverachtig schijnsel op de omstreken wierp, heeft bij de openbare feestelijkheden het meest uitgeblonken.

Moge de hemel geven, dat deze bijeenkomst zal bijdragen tot de rust van Europa, tot herstelling van het verloren evenwigt en tot een gelukkige toekomst voor het doorluchtige geslacht der Habsburgers.




DE HERTENKAMP


EENE REISHERINNERING.


Ik was sedert acht dagen in die dompige, bedrijvige, oorverdoovende fabriek, welke men Londen noemt, opgesloten; ik was duizelig van al het gewoel; schier verstikt door damp en mist, afgebeuld door eene gedurige beweging, welke mij als het ware gelijk eenen bal had heen en weêr gekaatst, en vroolijk en blij gelijk een kind, dat hoopt welhaast de schooldeur te zien openen, verbeidde ik naar den zondag-morgen, om Londen voor eenige uren te ontvluchten.

Eindelijk was het oogenblik daar.

Gisteren had echter de wereldstad nog eene zekere aantrekkelijkheid door hare bijzwermachtige beweging van menschen, wagens, cabs en flying coach en omnibussen; door al dat gedruisch, gewoel, geroep en gedommel: — van daag is zij als eene kleine provinciestad zoo stil, zoo rustig. De huizen en winkels zijn gesloten,

„als lag in elke woon een lijk”

zingt de dichter. De rijtuigen, gisteren ontelbaar, zijn nu schaarsch; die, welke wij ontmoeten, kruipen, of liever rijden met eene kwakerachtige statigheid; de paarden, die gisteren niettegenstaande hunne hongerige magerheid door de straten vlogen, als hadden zij stoom in het lijf, loopen nu op een eerbiedig drafje, den kop zelfs gebogen, alsof ze de Evangelische traktaatjes wilden lezen, waarmeê de vromen in Engeland den grond bezaaien, tot bekeering aller Heidenen.

De burger zelf, die gisteren liep, gejaagd door de zucht naar stoffelijke winst, gaat nu dood bedaard en stemmig, alsof hij vreest de zondagsrust door zijnen stap te zullen storen, over de trottoirs. Nu, er ligt in dit alles eene les voor hen, die op het vasteland, den maandag in rustdag willen veranderen, enkel om den dag des Heeren te miskennen en den priester alléén in zijne kerk te laten….

Maar die rust stookte juist op dat oogenblik veel minder met mijn gemoed dan het gewoel der week; ik wilde als contrast met dit laatste, eene volledige, niet eene gedeeltelijke rust. Het in zijn geheimzinnig mistkleed slapende Londen woog mij te zwaar. Ik had den old father Thames in al zijne drabberigheid, maar ook in al zijnen rijkdom, en zijne oevers, in al hunne pracht en macht gezien; ik had het onderaardsche en soms onderwatersche Londen bezocht, en uit de diepte komende, was ik andermaal naar de Guildhal en Westminster-abbey opgeklommen.

Ik had de St. Pauls-kerk bezocht — die koude en ziellooze navolging van de St. Pieterskerk te Rome, — die uitdaging, zegt een mijner vrienden, der groote protestantsche metropool aan de katholieke, en oneindig koeler had ik dat Pantheon der Engelsche admiraals en veldheeren verlaten dan den Tower, waar ik in mijne verbeelding gansch dien stoet van jonge koninginnen, staatsbeambten, hertogen en baronnen, door den beul naar het schavot zag leiden; den Tower, die bloedige steenen bladzijde uit Engelands geschiedenis….

Ik had Old Bailey, de beruchte regtbank en daarna de Beurs gezien; ik was uit een der prachtigste salons van Londen tot in eene der ellendigste wijken afgedaald; daar waar de armoede zoo vreeselijk en onheilspellend is, dat zij u bleek doet worden en gij niet zelden angstvol het oog richt naar den hoek der straat, waar uw engelbewaarder, in den vorm van eenen police-man, zich bevindt.

En dat alles: Londen bij dag, Londen bij nacht; Londen onder en Londen boven den grond; Londen in zijnen handel en wandel; in zijne pracht en armoede; in zijne verdierlijkte onwetendheid en zijne schitterende wetenschap; in zijne vrijheid en zijne feodaliteit; in zijne puriteinsche zeden binnen het huis, zijne dikwijls zinnelooze losbandigheid in de opene straat — dat alles warrelde mij voor den geest, en gij zult begrijpen, dat ik eene andere lucht dan de mistlucht, eene andere rust dan de Engelsche zondagsrust, verlangde.

Op een der ontelbare stoombootjes, die op de rivier schier dezelfde beweging doen ontstaan als de omnibussen in de straten, voer ik de Theems op naar Hampton-court, of liever naar die reeks van koninklijke lusthoven, welke, als het ware op de rivier gelegen, als zoovele juweelen zijn op dien golvenden kroonband vastgemaakt: het zijn Kew, Richmond, Hampton-court, Windsor — allen, zeg ik, vorstelijke verblijven, het laatste nog in vollen praal; de andere verlaten, treurende en stokoude weduwen, welke zelfs niet meer aantrekkelijk zouden zijn, zonder al hetgeen haar omringt.

Londen verdwijnt voor mij. De Vauxhall-bridge is het laatste wonder in bruggen-bouwkunst, waaronder het snelle vaartuig doorvliegt gelijk eene zeemeeuw. Chelsea, Battersea verdwijnen even zoo, en eindelijk wordt mij, in heerlijk panorama op den eenen oever, Hammersmith voor oogen getooverd.”

Vlak voor mij op de stoomboot bevond zich eene vrouw, in diepen rouw gekleed. Zij was lang en mager van gestalte; haar gelaat zelfs was beenderig; zoo lang zij daar voor mij neêrzat had geen zenuw in haar wezen zich vertrokken, en hield ze hare oogen voortdurend neêrgeslagen. Tegen hare knieën leunde een lief blond meisje van een tiental jaren, met lange, blonde haren en licht-blauwe oogen. Ook het kind was in rouw gekleed; maar er zijn rouwtooisels, welke mij leed doen aan het hart, en dat van grootmoeder en kleindochter — ik gaf haar die onderlinge betrekking bij veronderstelling — was zeker een van deze. Het zwarte kleed was ros geworden; hier en daar was het zorgvuldig gelapt; de zwarte shawl en hoed der oude vrouw hadden ook hunne beste dagen beleefd. Alles toonde kortom, armoede, maar eene deftige armoede aan. 't Scheen mij toe geen gebedeld kleed te zijn, dat die twee personen droegen; neen, 't moest er een zijn met woeker bezuinigd, en juist dáárom hechtte ik aan dien rouw eene zekere belangstelling, en trok hij telkens mijne aandacht tot zich.

Boven Hammersmith verandert het landschap.

Herkent gij hier de Theems nog? voorwaar neen. Dagen lang had ik dien donkeren, vuilen, stinkenden, ondoorschijnenden stroom gezien als een eeuwig golvend, groenzwart laken, hetwelk in zijnen schoot misschien zooveel en meer misdaden verbergt dan de opene straat van Londen. Hier, integendeel, wordt het water helder en vroolijk; het doet aan eene der rivieren in Holland denken, met frissche, groene boorden, maar de oevers zijn hier oneindig schilderachtiger dan in Nederland.

De rivier wordt allengs al smaller, het landschap heuvelachtiger. Tusschen het groen piept hier een wit en rood geschilderd landhuis uit, of zelfs een gansch dorp, dat daar in den zonneglans ligt, alsof het voor den dag des Heeren versch geverfd was. Hier en daar vormen zich eilandjes in de rivier; ze zijn met een weelderig groen beplant en soms met schilderachtige gebouwtjes bezet: ze worden reeds, hoe vroeg ook, door een heir van vrouwen en kinderen bezocht. De laatsten in hunne witte zomerkleedjes schijnen mij in de verte toe, vlinders te zijn, die vroolijk over het groen zweven, terwijl de eersten op groepen witte eenden gelijken, die aan den boord der rivier zitten te luilakken en ten hoogste soms hare witte vleugels eens uitslaan.

Daar komt de Engelschman, afgebeuld van eene gansche week te draven, in de schaduw en op het gras uitrusten; daar vischt hij, die de gansche week met allerlei aas op de Beurs hengelt om den met zilver geschubden burger beet te krijgen, nu naar den onnoozelen, zilver geschubden bliek of baars; daar vaart hij in een gig, zonder dat de luije zwanen er aan denken, hem in snelheid den palm te betwisten. Een hoerrah stijgt uit een of twee gigs op, nu onze boot voorbij stoomt; waarom? Ik weet het niet; maar iedereen heeft toch eens opgezien, behalve de arme vrouw in