Pagina:De Maasbode vol 006 no 835.djvu/1

Deze pagina is proefgelezen
6e Jaargang.
No. 835.
DONDERDAG 30 JULI 1874.

DE MAASBODE.

Dit Blad verschijnt op Zondag, Dinsdag en Donderdag.

Abonnementsprijs voor Rotterdam en Schiedam:

per kwartaal ƒ 2.— en franco door geheel Nederland ƒ 2,25.

Abonnementsprijs voor België ƒ 2.75 per kwartaal bij vooruitbetaling.

Prijs der Advertentiën 15 cents per gewonen regel.

Reclames achter de rubriek Binnenland worden geplaatst à 30 Cts. den regel.

Afzonderlijke nummers vijf cents, hetzij afgehaald of besteld.

Alle Boekhandelaren en Postdirecteuren nemen abonnementen en advertentien aan.

Ongefrankeerde brieven worden volstrekt geweigerd.

Bureau van DE MAASBODE, Rotterdam, Baan, 89.

Uitgever G. W. VAN BELLE.



Rotterdam, 29 Juli 1874. 

DE EPIDEMIE VAN DEN ZELFMOORD.



 De zelfmoord is, helaas! zoo oud als de wereld. Er zijn menschen geweest, die den plicht des zelfbehouds miskend, met misdadige hand de rechten van God aangerand en hunnen post op deze wereld, hun door de Voorzienigheid aangewezen, als lafaards verlaten hebben. Betrekkelijk gemakkelijk is de strijd om het tijdelijk leven. Afgezien van buitengewone gebeurtenissen, catastrophen enz. zijn weinig menschen verhongerd. Oneindig moeilijker is de zedelijke strijd met zich zelven en met de wereld.
 Niet zonder reden vermaant ons daarom zoo dikwerf de Zaligmaker volhardend te zijn in dien zwaren strijd. In den oorlog tegen de afgunst, den nijd, den laster en de verachting wordt de innerlijke kracht des menschen op de proef gesteld. Vaak bezwijkt hij in dien oorlog. Waarom? Omdat hij zijn toevlucht niet neemt tot de middelen, die de Verlosser der wereld den zwakken mensch heeft aangeboden om zich te versterken.
 Onder de Heidenen werd de zelfmoord, hoezeer eenige wijsgeeren als Plato, Pythagoras, Aristoteles dien veroordeelden, algemeen als geoorloofd beschouwd, zoodra het leven geen genoegens meer aanbood. Men had van het toekomstige leven slechts een onbestemd denkbeeld; dat zulk een leven bestond was nergens een juist bepaalde leerstelling. In de Christelijke wereld daarentegen werd aan den zelfmoord geen recht van bestaan toegekend. Maar noch de verhevene Christelijke geloofsleer, noch de schande, waarmede het Christendom den zelfmoordenaar brandmerkt, hebben die gruwelijke misdaad geheel kunnen wegnemen. De zelfmoord op zich zelven beschouwd behoort tot het gebied der moraal en der psychologie, in den laatsten tijd zelfs tot dat der statistiek. Maar met de epidemie van den zelfmoord heeft ook de Staat zich bezig te houden. Deze toch is het verschrikkelijk teeken van door en door bedorven toestanden en daarbij eene bedreiging der toekomst. De Staatsman, die zich van kleine middelen bedient, zal haar bestrijden door het verbod van den verkoop van arsenicum, zoo als hij de vernietiging van het socialisme meent te kunnen bereiken door eenvoudig de arbeiders-vereenigingen te verbieden. De nadenkende en scherper ziende politicus daarentegen zal de algemeene oorzaken dier epidemie nasporen, om na die gevonden te hebben, middelen aan te wenden, die het kwaad met wortel en tak kunnen uitroeien.
 De geschiedenis kent twee groote zelfmoord-epidemieën. De eerste verwoestte het Rome der Cesars, toen de Heidensche wereld instortte en het Christendom zich moest bewegen in de donkere gangen der Catacomben. Reeds in de laatste dagen der Romeinsche republiek had men eenige beroemde (wij vragen verschooning voor dit woord) zelfmoorden. Een geldkoning, die zijn vermogen verloren had en van de twee millioen, die hem overgebleven waren, meende niet meer te kunnen leven, verkoos den dood boven een bestaan zonder genoegens. Maar onder Tiberius en vooral onder Nero vierde de zelfmoord zijne afschuwelijke saturnaliën! Slechts langs den weg des zelfmoords meende men de vervolging dezer tirannen te kunnen ontkomen. Het openen der aderen, de dood door verstikking of vergif werden zoo alledaagsch, dat de schrijvers van dien tijd slechts van zelfmoordenaars melding maken, die zich door iets buitengewoons onderscheidden. Zij verhalen van zekeren Cornutius, die, door een verklikker aangeklaagd, op het Forum voor zijne rechters staande, het steeds bij zich dragende gift uit den boezem te voorschijn bracht en een oogenblik later stervend naar den kerker werd gesleept; van Asiaticus, die verzocht, dat men den brandstapel, waarop men zijn lijk moest leggen, nadat hij zich gedood had, niet te dicht bij zijn tuin zou oprichten, wijl de boomen door de vlammen zouden beschadigd worden; van den grijzen Aruntius, wien zijne vrienden den zelfmoord afrieden en die zijne vertwijfeling en wanhoop uitdrukte en tevens zijn rampzaligen tijd kenschetste door daarop te antwoorden, dat van een volgende regeering niets beters te wachten was. De epidemie des zelfmoords was het laatste en vreeselijke teeken van het zedelijke en politieke verval van een wereldrijk, dat door zich zelven te gronde ging, maar door den marteldood der Christenen en de toestrooming van nieuwe volksstammen uit zijn asch herrees en geheiligd werd. Sommige geniale Heidensche schrijvers, getuigen van dezen ondergang, vermoedden niets van het Christendom, maar zij wendden zich toch met afschuw af van Rome’s gruwelen en wierpen een blik van hoop op de frissche zonen van het Noorden.
 Een aantal eeuwen later, toen het Christendom zich verder had uitgebreid dan Rome zich ooit had kunnen doen, was de wereld met schrik en afkeer getuige van een epidemie van den zelfmoord, welke aan die uit Nero’s dagen herinnerde.
 Het tijdvak van het schrikbewind, le régime de la terreur, is onder vele opzichten een beeld van Nero’s tijd en kenmerkte zich eveneens door een groot aantal zelfmoorden, ja, door een manie van zelfmoord. Door de executiën in massa werd bij het volk de schrik voor den dood weggenomen en de het leven minder gewaardeerd, zoodat de geringste aanleiding vaak voldoende was om tot een zelfmoord te besluiten. Dat de principieële tegenstanders der revolutie gedood werden, kan als natuurlijk voorkomen, maar zeer vele patriotten, althans al hunne aanvoerders, eindigden hun leven, wanneer het aan de guillotine kon ontsnappen, door een zelfmoord. De dood gold even als onder Tiberius voor het eenige middel om aan de verschrikkelijke dwingelandij te ontkomen. Een aanklacht in een der bloeddorstige organen van het schrikbewind of van agenten van de revolutionnaire rechtbank was voor de bedoelde personen als een wenk om zich te dooden, aan welken wenk vaak haastig gevolg gegeven werd. In de gevangenissen drongen veroordeelden en beschuldigden naar de deur, zoodra de aflezing begon van de lijsten, welke de namen bevatten van hen, welke op dien dag naar de guillotine moesten gebracht worden; door dit opdringen hadden niet zelden verwisselingen van personen plaats, waardoor beschuldigden werden geguillotineerd in plaats van veroordeelden. Van den 10 Maart tot den 27 Juli 1794 vielen te Parijs minstens 2669 hoofden van zoogenaamde vijanden der Republiek, waaronder tal van personen, die slechts beschuldigd waren en zelf den dood zochten of bij vergissing werden weggevoerd. Maakten deze laatsten eene aanmerking, dan had Fouguier-Tinville zijn berucht woord gereed: N’importe, aujourdhui ou demain, ils doivent pourtant mourir. (Heden of morgen is onverschillig, zij moeten toch sterven). De oogst des doods was zoo groot, dat men geen tijd of aandacht had voor de keuze des doods. De bekende gevallen van zelfmoord zijn intusschen zoo veelvuldig, dat men met recht van eene epidemie van den zelfmoord spreken en den tijd, waarin zij woedde, vergelijken mag met dien van Rome’s ondergang.
 Even als toenmaals waren ook hier de oorzaken, op politiek gebied: ongehoorde verdrukking, rechtsverkrachting, de georganiseerde spionnage en verklikking; op geestelijk gebied: het zedelijk verval, de verwoesting des geloofs en het uit beiden geboren wordende materialisme.
 Het is zeer te vreezen, dat wij een tijdvak van eene nieuwe epidemie van den zelfmoord zijn ingegaan, en dat deze helaas! veel algemeener zal woeden dan die te Parijs en te Rome. In de beide vorige tijdvakken heerschte zij hoofdzakelijk in deze steden; thans woedt zij in de voornaamste steden van Europa, en laat zij zelfs het platteland niet met rust. De statistieken wijzen op het sterk toenemend aantal zelfmoorden te Rome, Berlijn en Londen. Nog kort geleden hebben wij doen zien, welken omvang de epidemie reeds te Parijs heeft gekregen, welke vreeselijke hoogte daar het cijfer der zelfmoordenaars bereikt, terwijl de bladen te Weenen de treurigste jammerkreten aanheffen over den toestand aldaar. Het Weener Vaterland zeide kort geleden, dat daar zelfs wekelijks eene groote vermeerdering der zelfmoorden wordt opgemerkt, en noemt als oorzaken de geheele verdwijning van geloof en moraal uit zekere klassen des volks; de verschrikkelijke verliezen bij het beursspel, en ten gevolge daarvan de zwakheid van hoofd en hart om zich in het zich zelven op den hals gehaalde lot te schikken, zoodat men den dood verkiest boven het leven, dat men niet kan doorbrengen in het genot, dat een ellendig materialisme oplevert.
 Het slechte gevolg van het beursspel zou geen aanleiding tot zooveel zelfmoorden geven, indien er nog godsdienst bij de spelers gevonden werd. De geschiedenis van ons Vaderland leert ons, dat de beruchte tulpenhandel in 1636 veel ongelukkigen maakte, maar zij voegt er niet bij, dat deze handel aanleiding gaf tot eene epidemie van den zelfmoord. Geloof en goede zeden hebben op talloozen hunnen invloed verloren en op politiek gebied heeft het schrikbewind van het liberalisme bij de ongeloovigen, aanhangers van het materialisme, alle gevoel van eer en schaamte uitgedoofd. De beginselen van 1789 hebben de menschen aangespoord om te heerschen en te genieten; daarheen streven thans alle belijders dier beginselen, en wie niet heerschen en niet genieten kan, verkiest den dood.
 Het liberalisme begint met bloed te schrijven; het vertoont zich als de maaier, die met zijn zeis onbarmhartig om zich heen zwaait. Tallooze slachtoffers heeft het reeds gemaakt, maar nog is de schrik niet onder zijne aanhangers. Het zal er nog heel wat kunnen neervellen, eer die schrik komt, want het heeft hen zoo laf gemaakt, dat zij zich zelven dooden en geen oogenblik durven strijden tegen het ongeluk.
 Van den Staat, van de tegenwoordige regeeringen kan geen heil worden gewacht; hij zelf is doordrongen van het liberalisme. Hoe liberaler de Staat wordt, des te vreeselijker zal de epidemie van den zelfmoord om zich heen grypen. Eerst als het liberalisme is vernietigd of minstens aan banden gelegd zal de wereld van deze verschrikkelijke plaag bevrijd worden.

Vrijmetselariana.

 Liberalisme en Vrijmetselarij zijn één.
 ’t Is daarom geen wonder, dat de tweede stad des Rijks zoo liberaal is!
 Immers uit officiëele bescheiden — onzen geheimen schat — blijkt, dat ons goed Rotterdam nu reeds een vierde Loge bezit.
 De oudste der Loges is de Eendracht, opgericht in 1781; zij heeft thans als regeerend Meester Josua J. Crooswijck en als secretaris J. Van Kempe Valk; zij »werkt” op onbepaalde tijden en vergadert in het gebouw van ’t Nut van ’t Algemeen.
 Zij schijnt de »tamme” te zijn.
 De tweede der Loges draagt den naam van de Drie Kolommen; zij trad wel eenige jaren voor de Eendracht in het leven — 1767 — maar heeft eenigen tijd tot de rustende Loges behoort en is in 1815 voor goed aan het »werken” gegaan, wat in haar »eigen lokaal, Oppert, iederen eersten en derden Donderdag der maand ten 7 uur” ’s avonds wordt doorgezet. Als regeerend Meester schittert hier N. Bosz, een man, die tot de Groot-Officieren der Symbolieke Graden behoort en zonderling genoeg de betrekking van Groot-Hofmeester met die van Eersten Groot-Onderzoeker heeft willen verwisselen.
 Het secretariaat dezer Loge wordt waargenomen door E. Emmen.
 In deze Loge worden de burgerlui geleid — in tegenstelling van de derde Loge, waar de hoogere standen troonen.
 Men ziet wel, ook in de Loges zijn Burgerplichters en Orde-mannen!
 O, die liberale en maçonnieke gelijkheid en broederschap.
 Deze derde Loge draagt ook een fieren, een Franschen naam Frédéric Royal heet zij; haar regeerend meester is R. Baelde, haar secretaris A. Van Son, [1] en zij boogt op het jaar 1786 als jaar van »constitutie”, ofschoon zij eerst in 1858 onafgebroken aan het »werken” is gegaan.
 Tot onze groote verbazing »encanailleert” zij zich minder of meer met de Drie Kolommen, want zij werkt in het lokaal der laatste Loge den tweeden Donderdag der maand.
 Wij hebben het voornemen gemaakt bij deze Vrijmetselariana geen uitroepings- of vraagteekens te gebruiken, maar zij brandt ons op de lippen de vraag:
 De groote liberalen dragen gesloten beurzen in de eminente quaestie van het liberale onderwijs, is ’t ook dito dito bij de groote Vrijmetselaars voor hunne zaak?
 Een klein lokaaltje maar!
 Of heeft de maçonnieke societeit in de Drie Kolommen zooveel aantrekkelijkheid?
 Maar zy is alleen ’s Maandags avonds open!
 En »Amicitia” dan?
 Die laatste vraag is dom — wij bekennen het — want daar wordt een groot en luidruchtig deel der »Broeders,” al behooren zij tot dan hoogeren stand, om afdoende redenen buiten de deur gehouden.
 Zal de man van Rotterdam den muur niet omverwerpen?
 Hij beproeve het maar; alles is mogelijk; men kruipt nu eenmaal......
 Wij vergaten bijna de vierde Loge te noemen.
 Zij voert den vriendelijken naam van Acacia en is in 1872 — de jeugdige! — geboren. Het aanminnig wicht heeft tot vader — alhans tot regeerend Meester, H. Heijermans, den hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant — wij vergissen ons — van de »Stercoraire” van dat dagblad, en tot Secretaris T. G, Van de Ven Sauveur.
 »Plaats, dag en uur van werken” heeft het kind nog niet, maar dat zal wel komen, want het werd voortgeteeld door het geslacht der »Wilden”!
 Vier Loges in Rotterdam en die vierde!
 Als nu iemand — die opmerking zij ons nog geoorloofd — de hoofd-artikelen van zeker gemeen »blaadje” leest, moet hij niet vergeten, dat Liberalisme en Vrijmetselarij één, dat beiden in merg en been anti-Christelijk zijn, en dat de Vrijmetselarij, even als het Heidendom, slaven heeft, die schrijven moeten!!
 Tot wederziens!
 Postscriptum.
 »De duur van ons bestaan hangt af van de strenge bewaring onzer geheimen” zegt één der Broeders.
 Dat zal toch voor ons wel geen reden zijn om te zwjjgen?


  1. Van deze Loge gaven wij reeds in ons nummer van 10 Mei jl. al de dignitarissen op.

BUITENLAND.

Italië.

 In een correspondentie uit Rome aan de Monde wordt opnieuw bevestigd, dat de ex-koning Amadeüs in zijn schrijven aan den H. Vader al zijne met de beginselen en belangen der Kerk strijdige handelingen nadrukkelijk betreurd en om opheffing der daardoor beloopen censuren verzocht heeft. Hierdoor wordt tevens een démenti gegeven aan hen, die beweerden — o. a. een correspondent van den Univers —, dat men de zaak ietwat overdreven had, en het Huis van Savoye als te volleerd-huichelachtig te boek staat om bij elke uiting van rouw onvoorwaardelijk vertrouwd te worden. Wat er ook van zij, de prins heeft de dagbladberichten over zijne onderwerping en rouw niet tegengesproken, en de Italiaansche revolutionnaire bladen evenmin, zoodat men het feit veilig als uitgemaakt kan beschouwen. De correspondent van de Monde meldt voorts, dat de onderwerping van Amadeüs eea onbeschrijfelijken troost heeft verschaft aan zijne godvruchtige echtgenoote, wier gezondheidstoestand zeer zorgelijk blijft. Onlangs werd een consult gehouden door zes beroemde geneesheeren, maar het resultaat schijnt voor haren gemaal niet bemoedigend geweest te zijn.
 — Het Romeinsche hof van appèl heeft het vonnis bekrachtigd, waarbij eenige personen, die »leve de Paus-Koning!” geroepen hadden, respectievelijk tot eenige maanden en tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld waren, en waartegen aanstonds appèl was aangeteekend.
 — De politieke toestand van Italië moet in den laatsten tijd aan Victor Emmanuel persoonlijk ernstige bezorgdheid ingeboezemd hebben. Volgens den Romeinschen correspondent van den Univers, heeft hij dezer dagen generaal Lamarmora vertrouwelijk om raad gevraagd. Deze moet geantwoord hebben, dat Italië zich met betrekking tot het buitenland van elke inmenging moest onthouden, en zoowel Frankrijk als Duitschland te vriend houden, door aan beiden te beloven, dat het den tegenstander niet steunen zal. Ten opzichte van de binnenlandsche politiek van Italië had de generaal zich zoo scherp afkeurend uitgelaten, dat Victors bezorgdheid er niet op verminderd is.
 — Volgens de inlichtingen van la Gazetta d’Italia zou er op dit oogenblik te Rome weer ernstig sprake zijn van een bezoek van keizer Wilhelm aan Victor Emmanuel. De