LIMBURGSCHE KUNSTENAARS.
Nu weer moeilijkheden naar aanleiding van de tentoonstelling te Arnhem.
Een tiental leden van de Kunstenaarsvereeniging „Limburg”, behoorende tot de exposanten der tentoonstelling te ’s-Hage, zijn in verzet gekomen nu het zoo goed als zeker is, dat deze tentoonstelling naar Arnhem, zij het dan ook in beperkter vorm, zal worden overgebracht.
Volgens hun meening zijn een paar deelnemers op de Haagsche tentoonstelling te zeer naar voren geschoven en hebben deze te veel plaats ingenomen, zoodat zij op den achtergrond geraakten met hun werken.
Deze tien Limburgsche kunstenaars, n.l. Vos, Schoonbrood, Levigne, Bellefroid, Koolen, Kromjong, Scheffers, Windhausen, Stouthamer en Sandifort hebben dit in een schrijven ter kennis gebracht aan dr. van Gelder, tevens organisator der Arnhemsche tentoonstelling en daarbij medegedeeld, dat zoo met hun verlangens geen rekening zal worden gehouden, zij niet wenschen te exposeeren.
Dr. van Gelder heeft een circulaire gericht tot alle exposanten, vergezeld van ’n afschrift van het schrijven dezer tien, waarin hij wijst op de vele moeiten die hij zich gegeven heeft om de tentoonstelling voor hen tot stand te brengen, zoodat hij hun houding zeer ondankbaar vindt. De tentoonstelling in Arnhem is reeds in zooverre voorbereid, dat zij doorgang zal vinden, terwijl er tevens rekening mede dient gehouden te worden, dat de ruimte daar veel beperkter is, zoodat moeilijk aan de wenschen zal kunnen worden voldaan. Mochten de opposanten toch hun eigen zin willen doordrijven, en niet meedoen, dan moeten zij zelf maar de gevolgen afwachten.
In verband met deze strubbelingen in de Kunstenaarsvereeniging „Limburg” is een vergadering belegd en deze had tot gevolg, dat Joep Nicolas en Alex. Stols, resp. voorzitter en vice-voorzitter dezer vereeniging, als zoodanig bedankten.