Pagina:De Telegraaf vol 038 no 14271 Avondblad KUNST EN LETTEREN.pdf/1

Deze pagina is proefgelezen
KUNST EN LETTEREN.

TWEE WER­KEN VAN WEL­LESZ.


BERLIJNSCHE KUNSTWEKEN.


„Alkestis” en „Die Opferung des Gefangenen” in de Städtische Oper.


DE PIRANDELLO PREMIÉRE EEN DÉBACLE.


(Van onzen correspondent.)

BERLIJN. Juni. — Na de beide Toscanini-avonden was het eerste weekend in de Berlijnsche Kunstwochen een inzinking en teleurstelling.

In het Lessingtheater ging Zaterdagavond onder regie van Hartung een Pirandello première: „Heute Abend wird aus dem Stegreif gespielt”, en het werd een débacle, zooals men die in de Berlijnscne theaters slechts zelden beleeft. Pirandello had zichzelf gecopieerd en in slapperen vorm het oude thema uit „Zes personen zoeken een auteur”, herhaald. Het première-publiek kwam in opstand. Er werd gefloten, geschreeuwd, getrappeld en het was een leven als een oordeel. Men lachte de spelers uit, hoonde den tekst, stoorde de opvoering, totdat Hartung zelf te voorschijn kwam en ziedend ven toorn zijn hoorders toeriep, dat zij een „respektlose Bande” waren. Het échec was verdiend. Even onbegrijpelijk als het is dat Pirandello deze slechte copie van zich zelf de wereld in zond, even onbegrijpelijk is het dat een Berlijnsch regisseur haar ter opvoering aannam. De bezetting, van enkele uitzonderingen afgezien, was middelmatig, maar de tooneelspelers toonden ten minste civiele courage door in weerwil van het tumult de opvoering ten einde te brengen. Aan het slot van den avond kreeg Elisabeth Lennartz, die met den moed der wanhoop den geheelen avond tegen een zoo onwelwillend publiek had gevochten, een persoonlijke ovatie, die zij weenend in ontvangst nam.


Egon Wellesz.

Zóó erg ging het Zondagavond in de Städtische Oper, waar de Oostenrijker Wellesz zijn „Alkestis” en „Die Opferung des Gefangenen” voor het eerst te Berlijn zag opvoeren, niet toe. Het was weer een abonnementsavond en een burgerlijk publiek uit Charlottenburg moest over moderne muziek oordeelen. Waarschijnlijk zal Wellesz zijn Charlottenburgers in dankbarer herinnering houden, dan de bezoekers van de Liden-Oper, die een paar jaar geleden zijn dans-symphonie, „Die Nächtlichen”, minder vriendelijk ontvingen. De Charlottenburgers juichten hem toe, riepen hem voor het open doek en brachten den dirigent Denzler een warme ovatie. Ik zat dien avond op het schellinkje en volgde met belangstelling hoe de kleine burgers, die het toeval naar deze première had gebracht, op de nieuwe instrumentatie zouden reageeren. Zij waren geen oogenblik in twijfel. Gefloten werd er hier en daar beneden op de dure plaatsen, maar bij mij in de buurt was het niets dan enthousiasme. Men begreep den componist en was dankbaar voor dit begrijpen.

Met Milbaud heeft Wellesz gemeen, dat hij van een goed libretto houdt. De Alkestis volgde den tekst van Hugo van Hofmannsthal en het dansspel „Die Opferung des Gefangenen” is door Eduard Stucken geschreven. Veel verder kan men de parallel met Milhaud niet doortrekken. De zelf-beperking van den Franschman, diens fijnheid en spiritualiteit ontbreken den Weener, die uitsluitend met grof geschut werkt, totaal.

De grove effecten die Wellesz in „Alkestis” bereikt met zijn marcia funebre, met zijn bacchanaal, het helsche spectakel, waarmee de strijd tusschen Herakles en den dood gepaard gaat, en zijn daverende apotheose maken een gemakkelijke populariteit bij de massa begrijpelijk. Misschien heeft hij het, door een klassiek thema aldus te behandelen, bij het rechte eind. Ook Euripides schreef niet voor de fijnproevers, maar ook zijn tekst, die de echtelijke trouw, de gastvrijheid en den dank der Goden verheerlijkt, was voor een ongecultiveerd publiek bestemd. Dikwijls is zijn muziek zoo radikaal als de felste modernist het slechts kan wenschen. Ongetwijfeld staat hij op de hoogte van de moderne orkesttechniek soms meent men in zijn melodieën Oosterlijke invloeden te ontdekken, maar dat alles te zamen geeft toch geen oogenblik den indruk van een sterke persoonlijkheid. Juist de kracht, waarmee hij zijn invallen uitbuit vestigt er de aandacht op hoe weinig talrijk zij zijn[.] Herhaaldelijk sleept de handeling en dan treedt plotseling een geestelijke armoede aan den dag, die in felle tegenspraak staat met den rijkdom van contrasten, die het klassieke onderwerp biedt. De bezetting was voortreffelijk. Maria Müller als „Alkestis”, Burgwinkel als „Admet” en Ditter als „Herakles” haalden meer uit hun rollen dan er in zat.


„Die Opferung des Gefangenen” is een godsdienstig drama naar oud-Mexikaansche motieven bewerkt. De eigenlijke handeling voltrekt zich in een dans-pantomime, terwijl slechts de bijfiguren en koren zingen. Het gegeven is een uiterst dankbaar onderwerp voor een ballet. Minder langademig behandeld en minder sterk gestyleerd zou het evenals de „Alkestis” een gemakkelijke populariteit kunnen verwerven[.] Nu treedt het sacrale karakter overheerschend op den voorgrond en wordt dit door dansen nog geaccentueerd. Midden in deze religieuze gebondenheid staat bijna als een vreemdeling de solodanser, die den gevangen prins voorstelt, wien in zijn laatste levensuren alle geneugten en schatten worden aangeboden Georg Groke danste den prins sterk excentrisch en kwam daradoor in een onevenwichtige tegenstelling met de opzettelijke terughoudendheid van het geheel. Afgezien van enkele soli is de muziek van dit zangspel zwakker van uitdrukking dan die der „Alkestis”. In het bijzonder treedt het orkest geheel op den achtergrond. Het gelijkmatige rhythme werkt op den duur vermoeiend en de voortdurende herhalingen deden sterker nog dan in de „Alkestis” armoede van muzikale gedachten gevoelen.
Het was geen avond, die machtige en nieuwe indrukken nalaat en zeker geen revolutionnaire avond. De componist daalde af tot zijn publiek, maar trok het niet tot zich omhoog. De Charlottenburgers zullen deze kennismaking met de moderne muziek, die men hun tot nu toe bijna geheel onthield, niet betreuren. Daarmee is deze première gekarakteriserd: leerzaam voor Charlottenburg, maar beneden het peil van een internationaal muziekfeest.



LOUIS DAVIDS EN DE TALKIES.


In de opname-studio’s van Paramount te Joinville.


ELF VAN ZIJN GLANSNUMMERS VEREEUWIGD.


Mogelijk, dat voor Paramount het oogenblik nog niet is aangebroken om groote Hollandsche talkies te maken — dat in dien zin enkele plannen ter sprake kwamen, werd reeds door de Berlijnsche „Filmkurier” gemeld — men heeft in elk geval iets willen geven, dat het Hollandsch publiek zou waardeeren. Het is aan het initiatief van de heeren Tuschinski en Charles Pereboom, leider van het Hollandsch Paramount-filiaal, te danken, dat Louis Davids voor de sprekende film optrad. Te dien einde werd de populaire revue-artist uitgenoodigd naar Joinville (nabij Parijs) te komen, waar zich de drie reusachtige opname-studio’s van Paramount bevinden.
Sinds enkele weken is men er bezig met den opbouw van drie andere studio’s, die ieder ongeveer het oppervlak hebben van het gebouw der Nederlandsche Handel-Maatschappij. In een wijden kring om de studio’s bevinden zich kleedkamers der artisten, laboratoria, tallooze opslagplaatsen voor decors, etc. Men krijgt er den volkomen indruk, dat de geluidsfilm het aanzien der industrie onherkenbaar wijzigde.
De camera’s (in dit geval twee in aantal) bevinden zich in cabines, die volkomen van de buitenwereld afgesloten zijn. Het is er niet om uit te houden, want in deze cabines heerscht een onbeschrijfelijke hitte. Hier wordt alleen het beeld gefilmd. Men hondt op de film een smalle strook vrij voor de geluidsfotografie. De sound-opname geschiedt in ander gebouw door den geluidsingenieur, wiens functie nagenoeg te vergelijken is met die van den ingenieur bij gramofoonopnamen. Hij controleert geluidssterkte, -kwaliteit en -zuiverheid. Zooals bekend mag worden verondersteld, wordt ook het geluid gefotografeerd.
De machines draaien volkomen synchroon. Ten einde zelfs de geringste afwijking te voorkomen, worden de camera’s niet meer met de hand, maar door een motor gedreven, waardoor de twee opname-camera’s en de geluidsfilm-camera volkomen gelijktijdig draaien.
Uit een centraal punt worden de camera’s tot draaien gebracht. Van elke opname wordt een enkele proef gemaakt, de sound-opname is echter onmiddellijk definitief. Hieruit blijkt reeds met welk een zorgvuldigheid de opnamen tot stand moeten worden gebracht. Gewoonlijk worden gelijktijdig close-up-, medium view- en long-shot-opnamen gemaakt. In het geval-Louis Davids werden een close-up en een medium-view gemaakt. Eerst later bepaalt de studio-manager welk gedeelte van de film close-up of medium view vertoond zal worden. Aesthetische en acoustische omstandigheden bepalen deze keuze.
Louis Davids had reden om zich over het gemis aan contact met het publiek te beklagen. Gramofoon-opnamen mogen buitengewoon inspannend zijn, een prestatie voor de radio-microfoon moge door tal van bezwaren niet altijd gunstig beïnvloed worden, het is een feit, dat het werken voor de sprekende film, vergeleken hiermede, oneindig veel grooter inspanning vereischt.

Louis Davids zong o.m. voor de sprekende film „Nou Tabé dan!”

Aan dit euvel trachtte men tegemoet te komen, door enkele Hollanders, die uit belangstelling voor Davids’ talkie-debuut de reis hadden meegemaakt, tot de opnamen toe te laten.
Het studio-personeel is Amerikaansch. Robert T. Kane is de krachtige studio-directeur, Gregor Skolnik, de uitnemende chef van het huis-orkest, een man van groote practische ervaring, is algemeen muzikaal leider. Om halfzeven ’s morgens vingen de repetities en technische voorbereidingen aan. Men werkte soms tot halfelf des avonds. Er werd gedurende drie dagen opgenomen, twee dagen had men noodig om de, natuurlijk geluiddichte, decors (sets genaamd) op te bouwen. De studio’s worden door een eigen centrale, waar vijftig man werken, van elertrischen stroom voorzien. Western Electric verzorgde de algeheele organisatie, die als voorbeeldig mag gelden. De zeer dikke muren, opgevuld met geluidwerend materiaal, maken dat men in de studio’s van de buitenwereld niets merkt. Men leeft er als het ware van alles afgesloten.
De booglampen zijn door de talkies verdrongen, omdat het door haar veroorzaakte gesuis elke geluidsopname zou bederven. Zij werden vervangen door geweldige gloeilampen. Licht-seinen dienen als communicatiemiddel. Licht-seinen worden ook op de drie filmhanden vastgelegd, ten einde bij het samenstellen der beeld- en geluidsfilm een scherpe contrôle te hebben. Er hangen twee microfoons, een voor den zanger, een voor den pianist, Nico de Rooy, een Rotterdamschen jongen.
Hotchkiss, de general recording supervisor, laat, alvorens de opnamen te beginnen, eerst onderzoeken of de „mikes” (microfoons) voldoende warm zijn. Het niet op temperatuur zijn der microfoons zou geluidsstoringen kunnen veroorzaken. Om het aantal moeilijkheden nog wat te vermeerderen, is vastgesteld, dat de nieuwe lampen, die voor het overstelpend felle licht zorgen, een geheel andere schminkwijze eischen.
Ten einde alles zoo nauwkeurig mogelijk te controleeren, loopen in de studio’s tal van lieden den artisten na, om onmiddllijk bij de hand te zijn, wanneer iets niet in den haak zou zijn. Louis Davids werd door den costumler, den coiffeur, den voor alles zorgenden huisknecht, op den voet gevolgd. Er mag immers geen pluisje, geen weerbarstig haartje op de film te zien zijn.
Elf korte films zijn door Davids gemaakt. Natuurlijk werd „De Kleine Man” op deze wijze vereeuwigd, natuurlijk laat „Tinus als Verkeersagent” hooren, wat goede Amsterdamsche humor is. Men vond een landgenoote bereid, met Davids op te treden voor de verfilming van zijn lied „Nou, tabé dan!”, een Hollandsen interieur werd neergezet voor het wrange liedje „Moeder is dansen”. „De boksmatch” is opgenomen, evenals de uitnemende Multatuli-parodie „Ik zal het niet hooren”.
Van de andere nummers dient speciaal „De begrafenis van oom Manus” gememoreerd, een van Davids’ sterkste liedjes.
Zou de mogelijkheid bestaan, dat Paramount, denkend aan het in zijn geheel niet zoo heel onbelangrijke Nederlandsche taalgebied. Nederlandsche tooneelspelers in de gelegenheid stelt voor de talkies op te treden? Moge het succes van Davids’ opnamen tot dit besluit inspireeren[.]



OOSTENRIJK ZONDER JONGE DRAMATURGEN.

In de onlangs gehouden algemeene vergadering van den Weenschen „Volkstheater-Verein”, werd geconstateerd, dat onder de Oostenrijksche auteurs van wie het laatste jaar iets werd opgevoerd, niemand nog jong en onbekend was.
De leider van het Duitsche Volkstheater, dr. Beer, verklaarde hierop dat er onder de jonge Oostenrijksche dramaturgen die hij kende niemand was, wiens werk kon worden gespeeld en niet gespeeld werd.
Van de 137 ingekomen nieuwe stukken werd niet een werk goedgekeurd om den prijs der Stad Weenen te ontvangen. Noch onder de 214 inzenders voor de prijsvraag van het „Duitsche Volkstheater”, noch onder de gegadigden voor den prijs van 30.000 Mark welke de „Bühnenverein” uitloofde voor een goed stuk, werd iemand waardig gekeurd om bekroond te worden.
Deze merkwaardige feiten wijzen er wel sterk op, dat Oostenrijk geen jonge dramaturgen meer bezit.



DE AL-RUSSISCHE THEATERVEREENIGING ONTBONDEN.

De Moskousche regeering heeft blijkens een bericht in de „Krasnaja Gazeta” besloten de Al-Russische theater-vereeniging, die nog uit den tijd van het tsarisme dateert, te ontbinden. Deze vereeniging had ten doel door voordrachten over tooneelstukken ofwel door het voorlezen van de stukken zelf belangstelling voor de Russische theaters te kweeken.
De hoofdreden voor de ontbinding is natuurlijk gelegen in het feit, dat de vereeniging niets met de Sovjets te maken wilde hebben, zooals blijkt uit een zinsnede in het bericht, waarin wordt gezegd, dat geen enkele communist of aspirant-communist deel van de vereeniging uitmaakte.
Voorts wordt het der vereeniging als een misdaad aangewreven, dat zij zich met commercieele transacties bezig hield en dat haar lezingen ook werden bijgewoond door personen die niet als lid waren ingeschreven.
Het gebouw te Leningrad, waar de zetel der vereeniging was gevestigd, zal thans in beslag worden genomen en aan een sovjet-organisatie ten gebruike worden gegeven.
Het volkscommissariaat voor Kunsten en Wetenschappen heeft voorts besloten een aantal met-communistische kunstvereenigingen te Moskou te ontbinden. Door dit besluit worden o. m. de Beethoven-, de Ostrofsky-, de Tsjechof-, de Bach -en de Brjoesof-vereeniging getroffen.



HOOGE PRIJZEN BIJ CHRISTIE.

Op een der laatste veilingen bij Christie te Londen werd een paneel voorstellende bloemen in een terra-cotta vaas van Jan van Huysum voor bijna 2000 pond verkocht.
Een oude Chippendale pers bracht bij dezelfde gelegenheid 1100 pond op.



Memoires van Anton Lang.

Zoo juist verschenen de memoires van Anton Lang, den vertolker van de Christus-rol in de Passiespelen te Oberammergau, van 1900, 1910 en 1922.
De Duitsche uitgave, welke bij Seyfried te München verscheen, is getiteld: „Aus meinem Leben”. Tegelijk verscheen het boek bij denzelfden uitgever ook in het Engelsch, en wel in de vertaling van Anton Lang junior.

Duse’s biografie.

Een dezer dagen verschijnt bij Perrain et Cie. te Parijs een levensbeschrijving van Eleonora Duse, door E. A. Rheinhardt.

Concert van R.K. Kinderkoren.

Woensdag 11 Juni a.s. zullen het R.K. Amsterdamsch Kinderkoor, het dameskoor „Cantantes Gaudeamus”, het meisjeskoor „De Jonge Vogels” van „De Liefde” en het knapenkoor van het R.K. Jongensweeshuis aan de Lauriergracht, onder leiding van den directeur dezer koren, Louis Schwirtz, een concert geven in het Concertgebouw, groote zaal, aanvangende 20 uur.
Uitgevoerd zullen worden o. a. de cantate „In den zomer uit” van Rich. Hol. liederen van Th. v. d. Bijl, H. C. v. Oort, Chris v. Beek, Cath. v. Rennes, Kor Kuiler, Louis Schwirtz e. a.

Tournée Ylaneb in Theater Carré.

AMSTERDAM, 4 Juni. — Van 7 tot 22 Juni as. zal de Hindoesche prins Handy Ylaneb in theater Carré zijn voorstellingen van massa-suggestie geven. Naast hem treden nog enkele van zijn landgenooten op. o. a. de illusionist Chawindy, de acrobaten miss Nywayla en Carachipimulas, en de danseres Coulumoury.

Standbeeld voor Jheronimus Bosch.

Op Dinsdag 17 Juni zal des middags om 12 uur te ’s-Hertogenbosch de plechtige onthulling van het nieuwe standbeeld van den schilder Jheronlmus Bosch plaatsvinden.