Deze pagina is proefgelezen
EEN DROEVE ZANG VAN KIKKERLEED.
Aan den oever van de Rotte, Tusschen Delft en Overschie, Zat een kikvorsch luid te weenen Met een zuigling op zijn knie. „Ach”, sprak de diepbedroefde moeder, Ziet ge ginds dien ooievaar? Hij is de moordenaar van je vader; Hij at hem op met huid en haar”. |