Pagina:De Wereldtaal Volapük.pdf/15

Deze pagina is proefgelezen

2. De zelfstandige naamwoorden hebben in het Volapük het natuurlijke geslacht, d.w.z. dat alle woorden, die mannelijke wezens aanduiden mannelijk, vrouwelijke wezens vrouwelijk en alle overige onzijdig zijn. Onzijdige woorden, die levende wezens aanduiden, worden in mannelijke gewijzigd door het voorvoegsel hi en in vrouwelijke door het voorvoegsel ji. Bijv. jevod = paard, hijevod = hengst, jijevod = merrie.

Het Volapük heeft 5 naamvallen. De 1ste is het ongewijzigde woord. De 2de, 3de en 4de worden respectievelijk gevormd door aanhechting van a, e en i. De 5de nmv. (aangesproken persoon of uitroep) is gelijk aan den 1sten nmv. voorafgegaan door het woord: o en gevolgd door het uitroepteeken: !. Het meervoud wordt steeds door s gevormd.

1. fat = de vader fats = de vaders
2. fata = van den vader     fatas = van de vaders
3. fate = aan den vader fates = aan de vaders
4. feti = den vader fatis = de vaders
5. o fat! = vader! o fats! = vaders!

Verkleinwoorden worden gevormd door achtervoeging van il. BIjv. dom = huis, domil = huisje; dog = hond, dogil = hondje.


3. In Volapük worden de zelfst. naamwoorden zonder lidwoord geschreven; cil (spreek uit: dzjiel) kan dus zoowel „kind“, „het kind“ als „een kind“ beteekenen. Toch beschikt het Volapük over een lidwoord, nam: el (in 't alg.), hiel (m) en jiel (vr.), dat evenals het zlefst. nmw. verbogen wordt. Het wordt gebruikt voor een woordt, dat uit een andere taal onvertaald en ovnerbogen in een Volapüktekst is overgenomen, bijv. elogob eli ‚Piet Hein‛ = ik heb de Piet Hein gezien, of