Pagina:De Wereldtaal Volapük.pdf/17

Deze pagina is proefgelezen

Aanw. voorn.w. zijn: at = deze, dit; et = die, dat; atos = dit; etos = dat; ot = dezelfde; it = zelf.

Betr. vnw. zijn: kel = die, welke; kelos = dat, hetwelk; ut, kel = hij, die, degene die, wie; utos, kel = datgene, wat.

Vrag. vnw. zijn: kim? (m.) kif? (vr.) kin? (alg. onz.) kis? (onz.) = wie? wat? Bijvoegelijk gebruik: kimik? kifik? kinik? kisik? = welke? Kimid? kifid? kinid? = de hoeveelste?

Uitroepende vnw. zijn: ek = iemand; nek = niemand; bos = iets; nos = niets.

Al = elk; an = eenig; öm = menig; som = zulke; bijvoegelijk gebruik: alik, anik, ömik, somik.

De pers. alsmede de andere zelfstandig gebruikte vnw. worden als het zeflst. nmw. verborgen. De bijvoegelijk gebruikte vnw. blijven onveranderd, als zijn achter het zelfst. nmw. geplaatst worden, en worden verborgen, als daarvan afgeweken worden.


6. De werkwoorden gaan in de onbep. wijs uit op ön. De persoonsvormen worden verkregen door dit achtervoegsel door de pers. vnw. te vervangen. De tijden worden gevormd door voorvoeging van (a), ä, e, i, o, u, ö, ü. Het voorvoegsel voor den onv. tegenw. tijd: a word gewoonlijk weggelaten; ä, e, en i duiden den onv. verl., den volt. tegenw. en den volt. verl. tijd aan; o en u den onv. en volt. toek. tijd en ö en ü den onv. verl. toek. en den volt. verl. toek. tijd.

Alle w.w. worden op dezelfde wijze vervoegd.

Voorbeeld: löfön = beminnen; elöfön = bemind hebben; olöfön = zullen beminnen.