Pagina:De ademhaling der planten (1878).djvu/18

Deze pagina is gevalideerd
14
DE ADEMHALING DER PLANTEN.

te ademen. Hij leidde hieruit af, dat dit koolzuur niet door oxydatie in de longen kon zijn ontstaan—deze toch was bij afwezigheid van zuurstof niet mogelijk—en dat het dus als zoodanig door het bloed naar de longen moest zijn gevoerd.

Thans bleek op overtuigende wijze, wat reeds zoo dikwijls was beweerd, dat de zetel van het scheikundig proces der ademhaling in de weefsels des lichaams moet worden gezocht, en dat in de longen slechts een eenvoudige uitwisseling van gassen tusschen de ingeademde lucht en het bloed plaats vindt. Het bloed voert de zuurstof naar de weefsels, en brengt uit deze het koolzuur terug. Het geheele proces der ademhaling bestond dus voortaan uit twee deelen: de ademhaling in de longen en die in de weefsels.

Het was nu de vraag, welke van deze twee onderdeelen overeenkomst met het gelijknamig proces in de planten zou vertoonen. Hieromtrent toch hadden de proeven van Ingenhousz en Saussure natuurlijk niets geleerd. Nieuwe onderzoekingen waren dus noodig, en het is duidelijk, dat deze als punt van uitgang zoowel de resultaten van de studie van het dierlijk lichaam, als van de verrichtingen der planten moesten nemen. Daarbij kwam, dat de vooruitgang der wetenschap een herhaling van vele proeven van Ingenhousz wenschelijk maakte, want de bewijsvoeringen van dezen onderzoeker waren op menig ondergeschikt punt verouderd.

Het was Dutrochet, de beroemde grondlegger van de leer der osmose, die de studiën over de ademhaling der planten voortzette. Aan een helder inzicht in den weg, dien hij bij zijne onderzoekingen had inteslaan, paarde hij een omvangrijke kennis van de resultaten der overige experimenteele wetenschappen. Deze kennis gebruikte hij ten nutte zijner eigen studiën, en zoo gelukte het hem