Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/110

Deze pagina is proefgelezen

39 Toen Mattathías en zijne vrienden dat hoorden, baarde het hun veel smart; 40 en zij spraken onder elkander: Willen wij allen doen gelijk onze broeders en ons niet weren tegen de heidenen, om ons leven en onze wet te redden, zoo hebben zij ons licht geheel verdelgd. 41 En zij besloten onderling: Zoo men ons op den sabbat aantasten zal, zullen wij ons weren, opdat wij niet allen omkomen, gelijk onze broeders in de holen vermoord zijn. 42 Er er vergaderde zich te zamen eene groote menigte der vromen, die allen volstandig bleven in de wet. 43 Ook kwamen tot hen al degenen, die voor de gewelddadigheden vloden en vermeerderden hunne kracht. 44 Daarom rustten zij zich ook toe en versloegen vele goddeloozen en afvalligen in hunnen ijver en toorn, maar de overigen namen de vlucht en ontkwamen tot de heidenen.

45Daarna trok Mattathías met zijne vrienden vrijmoedig rond in het land van Israël 46 en wierp de altaren wederom terneder en besneed de kinderen die nog onbesneden waren met geweld; 47 en zij tastten de goddeloozen aan 48 en het is hun gelukt, dat zij de wet hielden tegen al de macht der heidenen en koningen, zoodat de goddeloozen hen niet overheerden.

49 Maar toen Mattathías zeer oud was, sprak hij, vóór zijnen dood, tot zijnen zonen: Er is eene groote verdrukking en vervolging en eene groote gramschap en harde straf over ons gekomen. 50 Daarom, mijne zonen, ijvert voor de wet en waagt uw leven voor het verbond onzer vaderen, 51 en herdenkt wat daden onze vaderen in hunnen tijd gedaan hebben: zoo zult gij rechte eer en een eeuwigen naam verkrijgen. 52 [1]Abraham werd verzocht en bleef vast in het geloof, dat is hem tot gerechtigheid gerekend geworden. 53 [2]Jozef hield in zijne droefenis het gebod en is heere in Egypte geworden. 54 [3]Pinehas, onze vader, ijverde Gode ter eer en hij verkreeg het verbond, dat het priesterschap op hem blijven zou.55 [4]Jozua volbracht het bevel, dat hem gegeven was, daarom werd hij de opperste vorst in Israël. 56 [5]Kaleb gaf getuigenis en bestrafte het volk, daarom heeft hij een [6]bijzonder erf gekregen. 57 David bleef getrouw en oprecht jegens God, [7] daarom beërfde hij het koninkrijk eeuwiglijk. 58 Elía [8]ijverde voor de wet [9]en hij werd ten hemel gevoerd. 59 [10]Hanaja, Azarja en Misaël geloofden en zij werden uit het vuur verlost. 60 [11]Daniël werd vanwege zijne onschuld verlost van de leeuwen. 61 Alzoo overdenkt wat op elken tijd geschied is: zoo zult gij bevinden, dat allen, die op God vertrouwen, behouden worden. 62 Daarom vreest niet voor het pochen der goddeloozen; 63 want hunne heerlijkheid is slijk en wormen: heden zweeft hij in de hoogte, morgen ligt hij terneder, hij is niet meer; want hij is weder tot aarde geworden en zijn voornemen is tenietgegaan. 64 Daarom, mijne kinderen, zijt onverschrokken en standvastig in de wet, zoo zal God u weder heerlijk maken. 65 Uw broeder Simon is wijs: weest hem gehoorzaam als een vader. 66 Judas Makkabeüs is sterk en een held van zijne jeugd af; die zal hoofdman zijn en den oorlog voeren. 67 En ontbiedt tot u allen, die de wet houden; wreekt het geweld, uw volk aangedaan. 68 En betaalt den heidenen gelijk zij verdiend hebben en blijft met ernst bij de wet. 69 Daarna zegende hij hen en werd vergaderd tot zijne vaderen en stierf in het honderdzesenveertigste jaar;70 en zijne zonen begroeven hem in het graf zijner vaderen te Modin, en geheel Israël droeg zeer grooten rouw over hem.


HOOFDSTUK 3.
Judas Makkabeüs verslaat Apollonius. — Antiochus maakt voorbereidingen tot een oorlog met de Joden.

1 EN [12]Judas Makkabeüs kwam in zijns vaders plaats.2 En zijne broeders en allen, die zijnen vader aangehangen hadden, hielpen hem en streden

  1. Gen. 22:1, Gen. 15:6.
  2. Gen. 39:7-10, Gen. 41:40, 41.
  3. Num. 25: 7, 13.
  4. Joz. 1:2, 16.
  5. Num. 14: 6-9.
  6. Joz. 14:13, 14.
  7. 2 Sam. 7:16.
  8. 1 Kon. 18:21.
  9. 2 Kon. 2:11.}}
  10. Dan. 3:16-30.
  11. Dan. 6:21-24.
  12. 2 Makk. 8:1-7.