uitlegt en leert,23 [1]die het van harte betracht en grondig leert verstaan en de wijsheid altoos verder naspoort en haar nasluipt, waar zij heengaat 24 en door hare vensters kijkt en aan de deur luistert, 25 verblijf zoekt nabij haar huis en aan haren wand zijne hut opricht, en deze hem een goed verblijf is. 26 Hij brengt zijne kinderen ook onder haar dak en blijft onder haar lommer. 27 Daaronder is hij voor de hitte beschermd en zij is hem eene heerlijke woning.
HOOFDSTUK 15.
Het nut der wijsheid — De oorzaak der zonde.
1 ZULKS doet niemand, dan wie den Heer vreest; en wie zich aan Gods woord houdt, vindt haar.
2 En zij zal hem ontmoeten als eene moeder en zal hem ontvangen als eene jonge bruid.
3 Zij zal hem spijzen met brood des verstands en zal hem drenken met water der wijsheid.
4 Daardoor zal hij sterk worden, dat hij kan verstaan en hij zal zich aan haar houden, dat hij niet te schande wordt.
5 Zij zal hem verhoogen boven zijne naaste en zal hem zijnen mond openen in de gemeente.
6
6 Zij zal hem kronen met vreugde en blijdschap en met een eeuwigen naam beschenken.
7 Maar de dwazen vinden haar niet en de goddeloozen kunnen haar niet te zien krijgen;
8 want zij is ver van de hoovaardigen en de huichelaars weten niets van haar.
9 De lof Gods is niet liefelijk in den mond van den goddelooze, want het komt niet van God. 10 Want tot de rechte lof behoort de wijsheid; ook geeft God genade daartoe. 11 Gij behoeft niet te zeggen: Heb ik niet recht geleerd, [2]zoo heeft God het gedaan. Want hetgeen hij haat, dat moest gij niet doen. 12 Gij behoeft niet te zeggen: Hij heeft mij verleid. Want hij heeft geen goddeloozen noodig;13 want de Heer haat alle afgoderij; en wie hem vreest, wacht zich daarvoor. 14 [3]Hij heeft den mensch van den beginne geschapen en hem de vrije keus gegeven. 15 Wilt gij, zoo houd de geboden, 16 en doe hetgeen hem behaagt in een recht vertrouwen. 17 Hij heeft u vuur en water voorgesteld: grijp naar wat van beide gij wilt. 18 De mensch heeft [4]leven en dood vóór zich: wat van beide hij wil, zal hem gegeven worden. 19 Want de wijsheid Gods is groot, en hij is machtig en ziet alles 20 en [5]zijne oogen zien op degenen, die hem vreezen, en hij weet wel wat recht gedaan of wat geveinsdheid is. 21 Hij gebiedt niemand goddeloos te zijn en geeft niemand verlof om te zondigen.
HOOFDSTUK 16.
Verdriet over ondeugende kinderen. — Rechtvaardigheid Gods.
1 VERHEUG u niet, dat gij vele ingeschikte kinderen hebt; en pocht er
niet op, dat gij vele kinderen hebt, als zij God niet vreezen.
2 Verlaat er u niet op dat zij in het leven blijven en betrouw niet op hun vermogen.
3 Want één vroom kind is beter dan duizend goddelooze:4 en het is
beter zonder kinderen te sterven, dan goddelooze kinderen te hebben.
5 Eén vroom man kan eene stad ophelpen; maar zijn er vele goddeloozen in, zoo wordt zij toch door hen verwoest.
6 Dat heb ik in mijn leven veel gezien en nog veel meer gehoord.
7 Het vuur verbrandde de geheele menigte der goddeloozen en de toorn ontbrandde over de ongeloovigen.
8 [6]Hij verschoonde de oude reuzen niet, die met hunne sterkte tegrondegingen.
9 [7]Hij verschoonde ook degenen niet, bij welke Lot een vreemdeling was, maar verdoemde hen om hunnen hoogmoed,
10 en verdierf zonder barmhartigheid het volk en liet het in zijn zonden omkomen.