Pagina:De natuur, Proeve van centraliteit der wetenschap (Bolland 1908).djvu/7

Deze pagina is proefgelezen

De wetenschappelijkheid onzer hoogescholen is eene wetenschappelijkheid zonder stelselmatige beoefening van zuiverheid der ons allen gemeene rede; zij is eene wetenschappelijkheid van ambachtsscholen. En zoo dan vol ondoordachtheden ‘of’ geloofsartikelen. Zij is eene verhard verstandige kennis vol vooroordeelen, eene verlichtheid, die verstandig... in het duister blijft tasten, en de wetenschappelijke mensch van onze hoogescholen verhoudt zich daarom tot den wijzen mensch, den mensch van ontwikkelde redelijkheid, als de mensch, die dit weet en dat weet, een heelen boel weet, doch eigenlijk niet weet, — wat hij zegt. De wetenschappelijkheid ook van professorale overtuigingen is allerminst zonder de onwijsheid van het eenzijdige en daarom ondoordachte! En zoo waarlijk als álle wetenschap in de wijsheid wordt geadeld, zoo waarlijk is niet alleen de Natuur maar ook onze hoogere natuurwétenschap zónder wijsheid eene troebele ondoordachtheid; wat men met ‘natuurwetenschap’ méént, is waan en inbeelding. De taal