zijn, dat zij slechts anorganische bestanddeelen opnemen. Hieruit volgt verder, dat zij het vermogen moeten bezitten uit deze anorganische stoffen de organische bestanddeelen van haar lichaam te maken. Hetzelfde geldt van die talrijke soorten van mossen en korstmossen, welke in rotsachtige streken zoo veelvuldig op de naakte rotswanden worden aangetroffen. Ook zij kunnen slechts anorganisch voedsel opnemen.—Keeren wij nu tot de tuinplanten terug. Nemen deze wellicht ook slechts de anorganische stoffen uit den grond op, of hebben ze ook de organische noodig? Op deze vraag moet het antwoord door een rechtstreeksche proef geleverd worden.
Vóór mij staat een krachtig ontwikkelde kiemplant der gewone bruine boon. Hare wortels zijn volstrekt met geen aarde of zand in aanraking, doch hangen vrij in het water van een hoog en wijd cilinderglas. Dit glas is van boven door een kurk gesloten, in welke een zijdelingsche insnijding gemaakt is, om den stengel door te laten en tevens vast te houden. In het water heb ik een zekere hoeveelheid anorganische stoffen opgelost, om te zorgen dat de plant hieraan geen gebrek lijdt. Een zekere hoeveelheid organische stof bezat de plant in hare zaadlobben; deze zijn echter reeds uitgezogen en op het punt van af te vallen. Toch gaat de ontwikkeling der kiemplant voort. Laat ik haar in dezen cilinder staan, en zorg ik slechts haar van tijd tot tijd versch water te geven en daarin telkens wat anorganische zouten op te lossen, zoo zal zij zich onder den invloed van warmte en zonlicht verder en verder ontwikkelen, een stengel met talrijke bladen en eindelijk ook bloemen en vruchten voortbrengen. Zonder ooit in aanraking met den grond te zijn, en zonder ooit organische stof op te kunnen nemen, kan een bruine boon haar geheelen levensloop op normale wijze volbrengen. Hetzelfde geldt ook van andere tuinplanten, en voorts van alle gewassen, met welke men tot nu toe deze zoogenoemde watercultuur beproefd heeft. Kan nu een tuinplant bij uitsluiting van anorganische stoffen leven, zoo is het waarschijnlijk dat zij uit den bodem ook slechts deze opneemt; een gevolgtrekking, voor welker juistheid alle tot nu toe omtrent de voeding der planten bekende feiten pleiten.