Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/23

Deze pagina is gevalideerd
15
DE BOUWSTOFFEN VAN HET PLANTENLICHAAM.


gebracht met een toestel, dat de lucht in een langzamen stroom door de flesch heen zuigt. Zoo wordt de verbruikte lucht voortdurend afgevoerd en door versche, zuurstof houdende vervangen. Onderzoekt men nu de lucht, die de flesch met kiemende zaden verlaat, en vergelijkt men hare samenstelling met die der dampkringslucht, zoo vindt men dat zij een veel grooter gehalte aan koolzuur bezit dan deze. De kiemende zaden doen dus koolzuur ontstaan.

Men kan met dezen eenvoudigen toestel de proef met allerlei andere levende plantendeelen herhalen. Brengt men er bloemen in, of wel afzonderlijke bloembladen, meeldraden of stampers, brengt men er zich ontwikkelende blad- of bloemknoppen in, of wortels, of stengeldeelen, in één woord welke plantendeelen men maar wil, altijd verkrijgt men dezelfde uitkomst, n.l. een grooter koolzuurgehalte van de verbruikte lucht, dan in gewone lucht wordt aangetroffen. Het spreekt van zelf dat men bij deze proeven zorgvuldig toe moet zien, dat zich in de flesch geen koolzuur ontledende plantendeelen bevinden, m.a.w. dat er geen groene organen in gebracht worden, of dat men, zoo deze er in zijn, de proef in het donker neemt. Met deze voorzorg is de uitslag steeds dezelfde; verzuimde men haar, zoo zouden de planten koolzuur ontleden en zuurstof doen ontstaan, en er zou dus juist een tegenovergesteld resultaat verkregen worden.

Wij hebben door deze verschillende proeven ons de kennis verworven van drie zaken. Voor elke levensverrichting is zuurstof noodig, daarbij neemt het gehalte aan vaste stoffen af, en wordt koolzuur aan de lucht afgegeven. Het is niet moeilijk het verband tusschen deze drie verschijnselen in te zien. Ik behoef daartoe slechts te herinneren aan het feit, dat koolzuur ontstaat door de verbinding van koolstof met zuurstof, en dat koolstof een nimmer ontbrekend element der organische verbindingen uitmaakt. De zuurstof, die in het koolzuur door de plant afgegeven wordt, is dus de ingeademde zuurstof; de koolstof wordt ontleend aan de organische verbindingen. Hiervan is echter een noodzakelijk gevolg, dat de hoeveelheid dier organische stoffen afneemt, en wij vinden dus ook voor het ge-