Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/70

Deze pagina is gevalideerd
62
DE TIJDELIJKE BEWAARPLAATSEN VAN HET VOEDSEL.


Nadat zij korten tijd in het water gelegen hebben, ziet men in de zaadhuid overal kleine plooien ontstaan, die langzamerhand in grootte toenemen. De huid zuigt het water op en zet zich daarbij aanzienlijk uit. Doch weldra nemen deze plooien weer af en eindelijk is de oppervlakte van het zaad weer glad geworden. De oorzaak hiervan ligt in de uitzetting van de zaadlobben, die eerst geen water ontvingen, toen de huid nog al het opgenomene voor zich gebruikte, doch weldra ook vocht opnemen en daardoor aanzwellen; zij rekken daarbij de huid uit en doen de plooien in deze verdwijnen. In zulk een opgezwollen zaad laten zich nu de verschillende deelen zeer gemakkelijk uit elkander nemen.

Denzelfden bouw als de amandels bezitten talrijke andere plantenzaden, van welke ik slechts enkelen der grootsten en meest bekenden wil opnoemen. Het zijn de eikels, de paardenkastanjes en de verschillende soorten van erwten en boonen. Ook deze zijn ter vergelijking van de hier gegevene beschrijving zeer aan te bevelen.

Fig. 20.
ontkiemende bruine boon

Ontkieming der bruine boon.
 
De zaadhuid is gebarsten, het worteltje heeft zich verlengd en begint zich te vertakken: de top van het pluimpje wordt tusschen de zaadlobben zichtbaar.

Wil men den bouw van het pluimpje gemakkelijker leeren kennen, zoo is het goed het zaad eenigen tijd te laten kiemen. Men zaait het eenvoudig in aarde, of wel men laat het zich eerst in water volzuigen, en plaatst het dan op nat zand, waar men de ontwikkeling gemakkelijker kan nagaan. Vergelijkt men dan de toestanden, die het zaad achtereenvolgens doorloopt, terwijl het zich in de jonge plant verandert, zoo bespeurt men, dat werkelijk het worteltje de wortel wordt, terwijl het pluimpje in den stengel en de bladen overgaat. De zaadlobben nemen af en zijn weldra geheel uitgezogen. Men ziet eenige dezer toestanden in fig. 20—22 voor de gewone bruine boon afgebeeld: de vergelijking van