nu vormden de twee onderste bladachtige organen van het jonge kiemplantje; hetzelfde is het geval met den zaadlob van de roggekorrel.
Fig. 24.
Ontkieming van tarwe. Ontwikkeling volgens de figuren A—F.
A: Tarwekorrel in ongeweekten toestand; s plaats waar de zaadlob te voorschijn zal treden; c plaats waaar het worteltje de zaadhuid doorbreekt. B: Het worteltje is ontwikkeld: er ontstaan zijwortels (r); de zaadlob komt bij g voor den dag. C en D verder ontwikkelde toestanden. E overlangsche doorsnede van den in D afgebeelden toestand; men herkent dezelfde deelen als in fig. 22 no. 2. F: Nog oudere kiemplant; g is de zaadlob, waar boven het pluimpje zich verheft.
Hier zit echter op dezelfde hoogte slechts één orgaan, dáár waren er twee. Men noemt de eerste soort van