der korrels, waarbij de lagen daarin van elkander verschillen, dat zij afwisselend een grooter en kleiner gehalte aan water bevatten.
Een met zetmeel gevulde cel uit het kiemwit van haver. De groote zetmeelkorrels zijn uit een aantal kleinere, hoekige stukjes samengesteld.
Fig. 26 stelt een stukje van een doorsnede uit het kiemwit van een haverkorrel voor. In het midden ligt weer een zeshoekige cel, omgeven door andere, niet geheel afgebeelde cellen. De korrels, die den inhoud dezer cellen uitmaken, zijn ook hier zetmeel. Zij vertoonen echter onderling tamelijk veel verschil. Er zijn er die kogelrond zijn; andere die meer een elliptische gedaante hebben. Weer andere vertoonen een netvormige teekening, en blijken, bij nader onderzoek, uit een aantal kleine hoekige stukjes te bestaan, die vrij gemakkelijk van elkander losraken. Sommige zijn uit twee, andere uit drie of vier, nog andere uit een vrij groot aantal deelen samengesteld. Aan deze samengestelde korrels kan men havermeel onder het microscoop gemakkelijk herkennen.
Het spreekt van zelf, dat de zetmeelkorrels niet de geheele ruimte der cellen innemen. De openingen tusschen de grootere korrels worden wel is waar door de kleinere ten deele aangevuld, doch ook deze zijn niet hoekig maar rond, en raken elkander dus slechts met weinige punten harer oppervlakte aan. Deze tusschenruimten zijn aangevuld door een andere, eveneens zeer belangrijke voedingsstof, het eiwit. In goede praeparaten laat zich bij sterke vergrooting dit eiwit gemakkelijk aantoonen om tot de overtuiging te geraken, dat het zich werkelijk in niet onaanzienlijke hoeveelheid in graankorrels bevindt, be-