Pagina:Dioscorides1865Anno2065.djvu/70

Deze pagina is gevalideerd

64

ren. De Maasstad had zich naar alle zijden zoozeer uitgebreid, ja geheel dit gedeelte van Zuid-Holland was zoo digt bebouwd geworden, dat 's Gravenhage. Delft, Leiden, Schiedam en Rotterdam eigenlijk slechts ééne groote stad schenen uit te maken.

Ook Utrecht bleek mij zeer in omvang te zijn toegenomen. Mijne aandacht viel op een sterk glinsterende, door de zon beschenen stip, en, nieuwsgierig welk soort van voorwerp dit was, zette ik een sterker oculair voor het teleskoop en herkende toen de gulden Zon der Geregtigheid, het bekende wapen der Utrechtsche Akademie, prijkende aan den geveltop van een groot en prachtig gebouw. Ik vermoedde dat dit het Akademie-gebouw zoude zijn en vroeg zulks aan den dikken heer, die mij zoo even had ingelicht.

»»Daar weet ik niemendal van, Mijnheer! Dat zijn dingen, waarvan ik geen verstand heb,""—gaf hij ten antwoord. Baco echter, die de vraag gehoord had, zeide: »»lk ben tamelijk wel bekend met de geschiedenis der verschillende hoogescholen en kan uwe vraag niet alleen beantwoorden maar er nog wel iets bijvoegen, dat waarschijnlijk door u met belangstelling zal vernomen worden. In het midden der negentiende eeuw had Utrecht eene bloeijende universiteit, hoewel haar toen een akademie-gebouw ontbrak. Die bloei begon