66
leeraars bijzondere seminarien tot stand kwamen, waar het eigenlijk wetenschappelijk element zoo veel mogelijk op den achtergrond, de praktische vorming van goede predikers daarentegen op den voorgrond werd gesteld.
»»Zoo bleven ten slotte aan de Akademien schier geene andere studenten, dan die welke beoefenaars wenschten te worden der zuivere wetenschap. Deze nu stelden wel is waar een uitgelezen kern daar, maar die kern was klein en kostte den staat veel. Reeds werd er over gedacht de Akademien geheel op te heffen, toen er zeer allengs eene verandering in de openbare meening ontstond, Men begon in te zien, dat eene praktijk, zonder zeer deugdelijken theoretischen, d.i. wetenschappelijken grondslag, tot verderfelijke uitkomsten leidt, dat diegenen welke eene zoo bij voorkeur praktische opleiding hadden genoten, daarom nog niet de bruikbaarste staatsburgers waren, dat zij doorgaans meer afgerigt dan werkelijk kundig en ontwikkeld waren, en dat zij over het algemeen beneden het peil stonden van hen die grondige en langdurige voorbereidende studiën aan het bijwonen der praktische lessen hadden laten voorafgaan.
»»Die verandering in de openbare meening leidde de regering er eindelijk toe, om eene wet op het Hooger onderwijs voor te dragen, die door de