Pagina:Dominee, pastoor of rabbi.pdf/42

Deze pagina is gevalideerd
39
dominee, pastoor of rabbi?

’t Is helaas waar, ze gaan mede. Ze gaan meê, zooals een zware goederentrein met den locomotief medegaat. Voortdurend moet de heele tros van modernen medegesleept worden, en dat zulks de snelheid van den locomotief „de Wetenschap” niet ten goede komt, begrijpt ieder.
Maar ze komen meê. Bewijst de wetenschap dat ettelijke gedeelten van den bijbel niet waar kunnen zijn — ’t doet er niet toe, zeggen ze, dan preeken we over de rest.
Zijn ze tot inzicht gekomen dat eigenlijk geen enkel gedeelte van den bijbel eene goddelijke openbaring kan zijn — wat hindert het, roepen ze, ’t is toch een boek, we blijven preeken.
Men kan veel verder gaan. Toen de Amsterdamsche professor in de heilige godgeleerdheid Loman eenige jaren geleden trachtte aan te toonen dat Jezus waarschijnlijk nooit bestaan had, vond die meening nog al aanhangers onder de predikanten. ’t Was echter voor professor geen beletsel en voor de predikanten geen hinderpaal om met het ernstigste gezicht van de wereld avondmaal te blijven vieren.
Letterlijk alles slikken ze. Zou er geen God zijn? Best mogelijk, maar dan preeken we over een eeuwigen wereldgeest in zúlke duistere, volzinnen, dat de boeren eigentlijk niet snappen, dat we maar wat praten. Niemand kan ons dan verwijten dat we niet met de wetenschap mêegaan, en toch gaat het tractement door.
Alles verzachten en vergoelijken en verwater-en-melken ze. Voor de pijnbanken van vroeger geven zij moderne celgevangenissen. Bulderde een oud Calvinistisch leeraar zijnen hoorders toe, »dat zij den duivel des hoogmoeds moesten uitbannen”, zijn moderne opvolger fleemt over het wenschelijke »om den geest der hoogmoedigheid terug te dringen”. En zoo met alles. De tale Kanaäns blijft, maar erg verdund en verslapt. Voor den ernstigen waarheidszoeker kan menige moderne preek uitstekend dienst doen als braakmiddel.
Hebben Roomschen, Calvinisten, enz. enz. nog een schijn van grond voor hun geloof en leer, de Modernen hebben niets. Den bijbel erkennen als goddelijke openbaring kunnen zij niet. Andere heilige boeken, een Koran, Boek van Mormon of zoo iets, hebben ze evenmin. De natuur leert niets over God. En toch praten ze over hem en zijne eigenschappen en zijn wil met eene zekerheid, alsof ze dagelijks boodschappen uit den hemel kregen. Over elken bijbeltekst kunnen ze preeken, en verwringen en verdraaien de eenvoudige, dikwijls schoone woorden zoodanig, dat de beteekenis geheel verloren gaat.
In Matth. 11 : 25 dankt Jezus zijn Vader, dat deze de leer der zaligheid voor de wijzen en verstandigen verborgen heeft, en ze den kinderen heeft geopenbaard. De bijbel, en in de eerste plaats het N. Testament, is derhalve voor kinderen, voor eenvoudigen. Kinderlijk en eenvoudig moeten we het dus lezen en in ons opnemen.
Dan echter komt Dominee en beweert dat er juist heel veel studie noodig is voor ’t begrijpen der Evangeliën. Als men erg veel studeert, blijkt het dat Jezus een gewoon, goed mensch was, die nooit wonderen deed, Lazarus wakker maakte uit den schijndood, ook