zitten, en voelde kou en warmte uit
de lucht, en den grond, en van uit zich zelve.
En twee gedachten vloeiden aan haar op,
als twee rivieren, door de blanke lucht
gekomen. De één was: Ik kan toch zijn
vast en groot, ik kan groote vrouw worden.
Er is de kracht in mij als van een mensch.
De andre was: 'k moet stil bij moeder blijven.
Zooals een moeder, die op haar bed ligt
te wachten op het kind, ze voelt het in zich.
De twijfel van het uur maakt haar al ziek.
Zoo zat ze daar neer.
En even onzeker ging zij terug
zooals een paard dat men voor 't eerst beproefd
heeft te leeren, en dat men nu terug
brengt naar den stal. Zij ging door 't klare licht.
De wereld was wel klaar maar zij nog niet,
zij twijfelde zooals het groene gras
schittert, en vroeg maar aldoor, schitterend.
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/26
Deze pagina is gevalideerd
22